Ekonomen praten alleen over loonkosten

Geschreven in 1998

Als ekonomen het hebben over bestrijding van de werkloosheid beginnen ze meestal meteen over de loonkosten te praten. Allemaal zoeken ze daar de oorzaken voor de werkloosheid. De meeste ekonomen vinden, dat de loonkosten voor de werkgevers omlaag moeten door bezuinigingen op de uitkeringen en de overheidsuitgaven. Maar anderen, zoals professor Pen en professor Kleinknecht, vinden dat de lonen best wat omhoog kunnen. Amsterdam Tegen verarming nodigde Piet van Elswijk, een ekonoom aan de VU, uit om zijn ideen naar voren te brengen. Hij wil een andere financiering van de sociale zekerheid, waarbij werkgevers financieel worden beloond als ze mensen in dienst nemen en gestraft als ze mensen ontslaan. Maar is al die nadruk op het vraagstuk van de loonkosten niet wat eenzijdig als het gaat om de bestrijding van de werkloosheid?

Regelmatig komt er een ekonoom naar voren, die nieuwe ideen presenteert over de bestrijding van de werkloosheid; kenmerk van veel van die ideen is, dat men de loonkosten beschouwd als de grote oorzaak van de werkloosheid. Ekonomen zijn het er niet over eens, wat er met die loonkosten moet gebeuren. Naast traditionele oplossingen, zoals bezuinigingen op de collectieve uitgaven en de uitkeringen om de kosten voor de werkgevers te drukken komen sommige ekonomen met verrasende zienswijzen. Zo was enige tijd geleden professor Kleinknecht in de publiciteit, die beweerde, dat de vakbeweging forse looneisen moest stellen, omdat dat de bedrijven zou prikkelen voorop te lopen in innovatie van het produktieproces. De gunstige concurrentiepositie die daaruit zou voortvloeien was weer goed voor de werkgelegenheid. Hij verwijst daarbij naar Duitsland, waar in sommige industrien de lonen hoger liggen dan in Nederland, en waar juist in streken met hoogwaardig technologische industrie toch weinig werkloosheid is.

Weer andere ekonomen wringen zich in allerlei bochten om mogelijk te maken, dat de minimum-uitkeringen gelijk blijven, de lonen worden verhoogd en toch de loonkosten voor de werkgevers dalen. Dat kan niet, zegt u?. De ekonomen beweren, dat het wel kan, en wel door het zogenaamde volumebeleid: als het aantal uitkeringsgerechtigden met iets “riantere” uitkeringen zoals de WAO minder wordt, hebben de werkgevers minder kosten. Bovendien hebben de werkgevers minder kosten, als de arbeidsmarkt flexibeler wordt. Hoe sneller werklozen reageren op ontwikkelingen in de markt, en hoe meer ze hun best doen om aan werk te komen, des te minder wordt de werkloosheid. Daarom moeten werklozen onder druk gezet worden om maar allerlei baantjes te accepteren.

Piet van Elswijk

En nu heeft Piet van Elswijk een creatief plan bedacht, om de loonkosten voor de werkgevers te laten varieren, al naar gelang het aantal mensen dat hij/zij in dienst heeft. Je zou het plan kunnen beschouwen als een poging tot het formuleren van een nieuw soort sociaal-demokratisch compromis. Ook bij van Elswijk hoeven de uitkeringen en de lonen niet omlaag, maar wordt de werkloosheid toch minder. Van Elswijk heeft een stevige lobby opgezet in politiek Den Haag, en het plan wekt dan ook het nodige enthousiasme op bij sociaal-demokratische bestuurders. In Rotterdam gaat binnenkort een experiment van start. Wat houdt het plan van van Elsijk in?

Hij begint met een analyse van de manier, waarop de sociale zekerheid op dit moment wordt gefinancierd. Daarin zit een belangrijk knelpunt. Als het slecht gaat met de ekonomie komt de werkgelegenheid in het gedrang. Er is dan meer geld nodig voor uitkeringen. De premies moeten dan stijgen, en daardoor de loonkosten en de prijzen van de produkten, waardoor het nog slechter gaat met de ekonomie. Gaat het goed, dan kunnen de loonkosten weer dalen. In feite wordt door deze financieringsstruktuur het cyclische karakter van de ekonomie versterkt en staat er voor de ondernemers een premie op het ontslaan van mensen en een straf op het aannemen. Dit is omgekeerd aan wat het zou moeten zijn. Van Elswijk wil nu de sociale zekerheid anders financieren, en wel door de sociale afdracht anders te bepalen. Hij wil de sociale afdracht zien als een heffing over de netto toegevoegde waarde tegen faktorkosten. Dit bedrag wordt verminderd met een bedrag per werknemer dat het equivalent omvat van de uitkeringen die de in dienst zijnde medewerkers zouden ontvangen, als zij werkloos waren. De sociale afdracht is dus gelijk aan een percentage van de toegevoegde waarde, minus bijvoorbeeld 60% van het brutoloon van de werknemer. Als ik het goed begrijp, wordt nu bij een daling van de toegevoegde waarde het ontslaan van medewerkers relatief duurder dan in de huidige situatie, want het percentage van de toegevoegde waarde dat moet worden afgedragen blijft gelijk, terwijl de werkgever niet meer het voordeel heeft bijvoorbeeld 60% van het brutoloon van een werknemer te kunnen aftrekken. Bovendien zal bij een daling van de toegevoegde waarde en een gelijk aantal werknemers de winst minder dramatisch dalen, omdat de heffinsgrondslag van de sociale zekerheid een percentage van de toegevoegde waarde is, die daalt, en niet een premie die wordt bepaalt door het aantal werklozen. Bij een stijging van de toegevoegde waarde is het relatief goedkoper dan in huidige situatie om medewerkers aan te nemen, want het percentage sociale afdracht van de togevoegde waarde blijft wederom gelijk, terwijl 60% van het brutoloon van de sociale afdracht mag worden afgetrokken.

Op deze wijze moet het voor bedrijven economisch aantrekkelijk worden om maatschappelijk gewenst te handelen, zegt van Elswijk.

kritiek

Is er ekonomisch gezien eigenlijk wel zo’n groot probleem? De ekonomie groeit en bloeit als nooit tevoren, de concurrentiepostie van het nederlandse bedrijfsleven is redelijk, de export neemt toe, en ook de welvaart uitgedrukt in het nationaal inkomen, al betekent dit niet, dat we nu de lonen en uitkeringen wel onbeperkt kunnen verhogen. Ook van Elswijk konstateert, dat bij een stijging van de welvaart toch wordt bezuinigd op de uitkeringen en wordt gestreefd naar loonmatiging. Van Elswijk gaat voor zijn oplossing uit van de stelling van de filosoof Josef Meran: “Het moet economisch verstandig zijn, moreel juist te handelen”. Dit geeft aan, waar de schoen wringt: in onze kapitalistische maatschappij zijn eigenlijk alleen deeloplossingen denkbaar, die tegelijkertijd evenveel of meer winst betekenen voor de ondernemers. Het is de vraag, in hoeverre individuele ondernemersbelangen altijd in overeenstemming zijn te brengen met het algemeen belang en of dit wel het enig juiste uitgangspunt is. Ik moet er niet aan denken, terecht te komen in een maatschappij, waarbij iedereen konstant zijn moraal koppelt aan de inhoud van zijn portemonnaie. Ik pleit niet voor een soort ethisch reveil, los van een analyse van de bestaande ongelijke machtsverhoudingen, waarbij een elite de macht blijft houden en in haar oneindige goedheid ook wel eens wat geeft aan de armen, waarmee ze hun imago van goedgevig mens kunnen oppoetsen. Juist om dit te voorkomen, is echter solidariteit tussen de mensen met weinig invloed en anderen vereist, die niet uitsluitend gebaseerd is op ekonomisch gewin. Er kan worden gezegd, dat vele uitkeringsgerechtigden niet delen in de welvaart, maar is dat niet vooral een politiek-sociaal probleem?, dwz een vraagstuk van solidariteit tussen mensen en een levensbeschouwing op basis van gevoelens van rechtvaardigheid, die niet strikt ekonomisch is. Vele uitkeringsgerechtigden voelen zich buitengesloten, uitgestoten uit het produktieproces, zonder dat er voor hen mogelijkheden zijn hun leven op een zinvolle manier inhoud te geven. Nu zou je kunnen zeggen, dat door het plan van van Elswijk meer nu nog onbetaald werk in het circuit van de betaalde arbeid wordt getrokken. Berekeningen geven echter aan, dat het in het jaar 2000 om 250.000 arbeidsplaatsen zou gaan. Niet gering, maar slechts een gedeeltelijke oplossing van het probleem, want de gedeeltelijk arbeidsongeschikten meegerekend, zijn er nu al een miljoen werklozen, afgezien van de groeiende beroepsbevolking. Is het niet realistischer, ervan uit te gaan, dat velen nooit meer aan de bak zullen komen op de reguliere arbeidsmarkt?. Naast een rechtvaardig inkomensbeleid moet er daarbij een betere waardering komen van de onbetaalde (zorg)arbeid, die misschien commercieel niet rendabel is, maar die wel minstens zo noodzakelijk is als betaalde arbeid om de maatschappij draaiende te houden. Bedrijven en betaald werkenden met een hoger inkomens zullen een (financiele) bijdrage moeten leveren aan het mogelijk maken van deze arbeid, al was het alleen maar omdat de reproduktie van de arbeidskracht het mogelijk maakt, dat ze zoveel verdienen. Een niet strikt ekonomisch bepaalde solidariteit tussen mensen blijft noodzakelijk. Wanneer de sociaal-demokraten tegenspel willen bieden aan de opmars van de VVD in de politiek zullen zij met deze uitgangspunten de solidariteit tussen mensen een nieuwe inhoud moeten geven.

Piet van der Lende