Voorzitter is Jan Tromp. Deelnemers aan de discussie zijn Deetman, Ben Knapen, Guikje Roethof, H van Gunsteren en G. vd Brink. De voorzitter zegt, dat de Volkskrant en De Balie dit model vaker willen gaan toepassen. Eerst een serie artikelen in de krant en daarna een discussieavond. De volgende discussie is over de vakbeweging.
G vd Brink houdt een klein toespraakje. Hij zegt oa dat de huidige ontwikkeling in de politiek het eindpunt is van een ontwikkeling, die al in de vijftiger jaren is ingezet. Er is een grotere invloed van de ambtelijke bureaukratie en van de massamedia, dan vroeger.
Van den Brink heeft twee stellingen voor de discussie.
1. De globalisering wordt door de politici te gemakkelijk aangegrepen om te betogen, dat ze niets kunnen doen. Zij maskeren daarmee hun eigen onmacht. Hij wil het nu eens niet over de globalisering hebben.
2. De demokratische besluitvorming is niet gebaat bij professionele politici. Professionals hebben de neiging, zich steeds meer in de eigen wereld terug te trekken. Er is op basis van de intervieuws die vd Brink voor zijn boek heeft gehouden de conclusie mogelijk, dat burgers en politici steeds minder een
gemeenschappelijke definitie hebben van de werkelijkheid. Ze gaan van verschillende ervaringswerelden uit. De politicus moet opereren in een soort luchtledig.
vd B trekt uit deze twee stellingen de conclusie, dat een herstel van politieke idealen noodzakelijk is. Hij wil niet terug naar de maakbaarheid van de samenleving, maar dit betekent niet, dat beginselen er als ijkpunt niet meer toe doen.
Er is een vruchtbaar evenwicht noodzakelijk tussen de beginselen vrijheid, gelijkheid en broederschap. Met de eerste gaat het wel, met de tweede gaat het moeilijker en over de derde
hoeven we al niet meer te praten. De laatste twee grote idealen staan in toenemende mate onder druk.
Er wordt verder gediscussieerd over de betekenis van de grote opkomst cq belangstelling deze avond. Is er wel een onbehagen in de politiek, en wat voor conclusie kan daar uit worden getrokken?. Is er wel een kloof tussen de burgers en de politiek?
Ben Knapen: de kloof is een fictie. Kijk maar naar de opkomst bij de verkiezingen en naar de vele demonstraties die worden gehouden zoals van de WAO en de boeren. (Knapen: wanneer heb
ik ook al weer voor het laatst met mijn auto vastgezeten in een file? Bij de demonstratie van de boeren geloof ik).
Deetman gelooft ook niet in een kloof, maar er is wel afstand tussen de burgers en de politiek. Mensen hebben tegengestelde belangen, en de politiek moet een afweging maken. Dan kan het
besluit wel eens sommige burgers onwelgevallig zijn. Nu kun je zeggen: dat is van alle tijden, maar je kunt ook zeggen ik maak me wel druk over die afstand, de kloof/afstand tussen de burgers en de
poltiek moet zo klein mogelijk zijn.
Vervolgens volgt weer een niet interessante discussie over de mogelijke invulling van desinteresse en onbehagen.
Ben Knapen heeft in zijn artikel de ‘staatsverlaters’ van Hofland aangehaald. Typeert dat onze tijd?. Mensen die zichzelf financieel en anderszins wel redden, die zich afwenden van de staat, die ook niet nodig hebben en die geen boodschap hebben aan de gemeenschap/de staat.
Ben Knapen zegt dat het om een betrekkelijk nieuwe groep gaat, de staatsverlaters in de middenklasse. Dat die nieuwe groep die geen boodschap heeft aan de gemeenschap er is, is verontrustend, het betekent dat er iets aan de hand is, iets fout is.
De voorzitter wil naar de rol van politici. Daar kun je concreet wat aan doen. Wat heeft het gedrag van de staatsverlaters tot gevolg?
Ten eerste stapt men uit de politieke partijen. Ten tweede worden de traditionele kaders van de politieke partijen, de Kamer en nationale overheid minder belangrijk. De politieke belangenbehartiging zoekt andere kanalen. Men organiseert zich op single issues. Guikje Roethof: dat betekent, dat politici een probleem hebben. Aan de ene kant is er weinig belangstelling om deel te hebben aan de discussies in politieke partijen, waar afwegingen plaatsvinden. Aan de andere kant is er veel belangstelling deel te nemen aan discussies over single issues, die vaak tegenstrijdig zijn.
Mensen zien het verband niet tussen al die issues, dat verband moeten politici wel zien, en op basis daarvan keuzen maken, die de mensen dan weer niet begrijpen. Guikje zegt, dat ze er niet in slaagt, mensen enthousiaster te maken voor politieke partijen en om de 4% Nederlanders die lid is van zo’n partij groter te maken. De partijen recruteren uit die 4%. Dit betekent, dat wij in besturen lijden aan een tekort aan bekwaamheden en talenten en daarbij moeten wij de opmerkingen van de burgers “het is een bende” vertalen naar de politiek toe en omgekeerd de politiek vertalen naar de mensen die zeggen het is een bende. Dat laatste is moeilijk. Het dagelijks werk met zijn technische ingewikkelde regels en wetten is moeilijk te vertalen naar de passagiers van tram negen.
Vd B zegt, dat de politici daardoor in een luchtledig zitten, tussen de technische discussies en de passagiers van tram negen in. (of zo)
Deetman: een deel van de burgers kan het zich veroorloven de staat en de politiek te laten voor wat het is, ook financieel. Men wordt van daaruit kritisch en hangt een beeld op van die klungels daar in Den Haag. De politiek zou zich beter moeten presenteren naar de kiezer toe, maar dat is een probleem.
In Den Haag is sprake van een verkokering, een toenemende specialisatie waarbij men de grote verbanden niet meer ziet. In Den Haag is de waan van de dag aan de orde en niet de visie
en de samenhang die zo noodzakelijk is om de politiek over het voetlicht te brengen. Het is echt een probleem dat de politiek in beslag wordt genomen door dagelijkse problemen.
De lange termijn visie komt in de pers ook niet voor het voetlicht, dat heeft geen nieuwswaarde. Er is geen forum voor die visie. De aandacht is sterk gericht op de incidenten en het spectaculaire. De politici spelen daarop in, doen daaraan mee. De lange termijn visdie komt niet in de krant. Wie praat
er nu over de Enquetecomissie van Zeil (?).
G vdb merkt naar aanleiding van het betoog van Deetman het volgende op. De media zijn belangrijke kanelen voor de opinievorming geworden voor de politici. Vroeger waren de kanalen vertikaal georganiseerd op basis van het zuilen systeem.
Opdrachten van boven die naar beneden toe vertaald werden en omgekeerd. Daar is niks meer van over. Nu:
1. De rol is overgenomen door de media, die het incident zoeken. Al is er wel een onderscheid tussen de diverse media. De krant biedt meer mogelijkheden op de dingen in te gaan.
2. De rol van de ambtenaren. Er is een enorme abstraktie en rationalisatie, vertechnisering van de problemen en afwegingen, die worden vertaald naar de politici die daarmee werken.
De voorzitter stelt de vraag: als het allemaal zo belabberd is, waarom grijpt de politieke elite dan niet in?.
G vd B: het vermogen om intuitief en op basis van idealen besluiten af te wegen en te nemen is afgenomen. Dit komt door de invloed van de media die geconcentreerd is op incidenten.
Ben Knapen vindt de vergelijking met het zuilensysteem en nu onzin. Er is reeds vijftig jaar geen zuilen systeem meer. Dat is geen realistische vergelijking. De politici moeten de kiezers zien te verzamelen, ze hebben een legitimatie nodig. Dat is realistisch. Europa heeft een grote invloed, de kiezers via achterdeur laten weten dat je de dingen niet kunt veranderen, dat je niets kunt doen. Eerst moet je aangeven, wat de mogelijkheden zijn. En als het contrast tussen wat je kunt en
wilt groot is daarover spreken op een realistische basis. De politiek is niet alleen een spel.
H v Gunsteren doet ook een duit in het zakje. Dat niet over principes wordt gediscussieerd is onzin. Juist in incidenten worden principes uitgevochten, juist daar moeten politici zoeken naar het verleggen van de grenzen van het mogelijke. Dat is iets anders dan wat Ben Knapen wil, een realistische politiek. Politici moeten ook nieuwe dingen durven te ondernemen.