Aan het begin van de een en twintigste eeuw

Aan het begin van een nieuwe eeuw voelen wij ons onzeker over de toekomst. Veel schrijvers erkennen, dat we in een overgangsperiode leven,; oude vormen op politiek, economisch en sociaal terrein hebben afgedaan, terwijl nieuwe zich nog niet hebben uitgekristalliseerd. De nationale staten in het westen, dragers van grote veranderingen die zich in de negentiende en twintigste eeuw hebben voorgedaan, verliezen steeds meer bevoegdheden aan supranationale organen. Door revolutionaire ontwikkelingen op technologisch gebied veranderen productiestructuren ingrijpend. Door de ontwikkeling van de gentechnologie worden we voor schier onoplosbare morele vragen geplaatst. Nu al zijn er honderden mensen in de wereld, die om dementie tot staan te brengen, varkenscellen in hun hersenen krijgen geïmplanteerd. Internetgoeroes voorspellen, dat zich ook op sociaal gebied revolutionaire veranderingen zullen voordoen. Internet stelt ons in staat, goedkoop met mensen van over de hele wereld te communiceren. Dictaturen waar geen vrijheid van meningsuiting heerst, kunnen het binnendringen van internet niet tegenhouden. Het karakter van de massamedia verandert; deze veranderingen zullen sociale gevolgen hebben, die wij nu nog niet kunnen overzien. Migratie noemen? Niemand kan voorspellen welke kant het op zal gaan. Tegenover de bijna onbegrensde mogelijkheden van de nieuwe technologieën staat meer dan ooit het schrikbeeld van de mens, die met behulp van die nieuwe technieken effectiever en massaler dan ooit zijn medemensen en de natuur om hem heen onderdrukt, vervormt en vernietigt. Vele koffiedikkijkers hebben getracht, de toekomst te voorspellen. Management-goeroes reizen de wereld rond, om voor veel geld de volgens hen essentiële kenmerken van de huidige revolutie over het voetlicht te brengen.

Verschillende varianten van de neo-liberale ideologie lijken daarbij definitief te hebben gewonnen.

Francis Fukuyama stelde in zijn boek ‘The End of History and the Last Man’ dat het liberalisme als economisch stelsel de ideologische strijd heeft gewonnen. Door de ontwikkeling van de natuurwetenschappen wordt de economische ontwikkeling aangedreven, en door deze economische ontwikkeling ontstaat met horten en stoten over de hele wereld een politieke ontwikkeling in de richting van de liberale democratie, zoals we die in Nederland kennen. Fukuyama baseert zich op de filosofieën van Hegel; in het historisch proces van de ontwikkeling van de mensheid zijn we op een eindpunt gekomen. De liberale democratie triomfeert, zonder levensvatbare anti-these. Het ontbreken daarvan betekent het einde van het historisch proces: er komt geen nieuwe synthese meer.

Essentieel kenmerk van de neo-liberale ideologie is de in ideologisch opzicht strikte scheiding tussen het domein van de moraal en de politiek enerzijds en dat van de economie en de daarmee verbonden machtsverhoudingen anderzijds. In politiek opzicht moeten wij als gelijken in redelijkheid met elkaar discussiëren en overleggen over de te volgen lijn, op basis van hoge morele standaarden, in de economie geldt het principe van privaatbezit, waarbij op basis van het mark mechanisme buiten de mensen om wordt bepaald wat wordt geproduceerd. In de discussies wordt de neoliberale ideologie voorgesteld als een soort ideaalbeeld, een na te streven doel, dat in de werkelijkheid nog niet geheel gerealiseerd is. Naarmate we dit meer doen, zal dit meer welvaart en geluk voor allen betekenen. Dat de werkelijkheid anders is, komt omdat de neoliberale ideeën nog niet voldoende in de praktijk zijn gerealiseerd. Op die weerbarstige werkelijkheid kom ik nog terug.

Zoals gezegd, in economisch opzicht zeggen de neo-liberalen te streven naar een vrije markt, waarbij ondernemers zo weinig mogelijk in de weg wordt gelegd en waarbij het marktmechanisme bepaalt, wat, waar, wanneer en hoe geproduceerd wordt. Daarbij wordt uitgegaan van een opvatting van het individu, die in concurrentie met andere individuen zijn/haar eigen belang nastreeft. Het marktmechanisme zorgt ervoor, dat de resultante van al die strevingen het meeste welvaart produceert, efficiënt en effectief is en voor een natuurlijk evenwicht zorgt. Aan de andere kant moet de mens zich moreel ‘goed’ gedragen, zich houden aan de uitgangspunten van de 10 geboden, en dient er propaganda gemaakt te worden voor hoge morele eisen. Zoveel mogelijk mensen moeten voor het naleven van die hoge morele eisen worden gewonnen. In politiek opzicht betekent dit, dat nationaal de staten streng moeten optreden tegen mensen, die zich niet aan deze uitgangspunten houden. Het individu, dat in armoede leeft en dus niet van de welvaart profiteert of zelfs misdaden pleegt, is hiervoor niet alleen individueel verantwoordelijk, de oorzaken worden in sterke mate op individueel niveau gezocht. Deze ideologische depolitisering van de economie, de scheiding tussen het domein van de moraal en dat van de economie is in de Verenigde Staten het verst voortgeschreden., ook onder de gewone bevolking.

In de grote steden staat in de arme wijken op iedere straathoek een godsdienstige sekte zieltjes te winnen, waarbij zij ervan overtuigd zijn, dat de wereld beter wordt als ze maar zoveel mogelijk mensen voor hun organisatie winnen en daarmee voor de hoge morele standaard die ze aanhangen, los van de economische en politieke machtsverhoudingen.

Ook in de internationale verhoudingen wordt de strikte scheiding tussen moraal en economie, gehanteerd. Het vrije, liberale westen moet een interventiemacht opbouwen, om in te grijpen bij etnische en andere konflikten in de wereld, om ook in de internationale politiek hoge morele standaarden van het vrije westen te handhaven.

Niet alleen komt in de discussies tot uiting, de scheiding van de moraal en haar hoge waarden van de konkrete maatschappelijke en economische machtsverhoudingen en daarmee de systematische ontkenning, dat de een de ander beïnvloedt, ook dienst in discussies iedere zoektocht naar dat verband in diskrediet te worden gebracht. Kritiek Fukuyama en Bolkestein.

Mijns inziens is deze neo-liberale ideologie innerlijk tegenstrijdig. In de economie, de manier waarop de arbeid georganiseerd is en hoe we met z’n allen goederen produceren geldt het recht van de sterkste; mensen moeten elkaar scherp beconcurreren, om in hun carrière zoveel mogelijk te bereiken. Anderzijds moeten mensen hoge politieke waarden handhaven, sociaal voelend zijn, solidariteit met de medemens tonen, etc. Dit maakt mensen verward en werkt verlammend. De scheiding tussen economie en politiek, tussen moraal en economie is dus zeer effectief om de bestaande machtsverhoudingen te verdedigen en te handhaven. Natuurlijk hebben ook de liberalen zich gebogen over de mogelijk innerlijke tegenstrijdigheid in het liberalisme tussen enerzijds het egoïstisch nastreven van eigenbelang, dat zonder dat dit bedoeld is, tevens de grootste welvaart voor ons allen betekent en anderzijds de noodzaak, dat een samenleving pas kan functioneren, als de mensen elkaar vertrouwen op basis van een sociale moraal van solidariteit. Het nastreven van het egoïstisch eigenbelang zou betekenen, dat het liberalisme geen collectieve moraal heeft. Ook de voorman van het liberalisme in Nederland, Bolkestein, heeft zich met een studiegroepje gebogen over de vraag, of het liberalisme een moraal heeft, die kan fungeren als het fundament van de samenleving. Het antwoord van Fukuyama op dit probleem luidt in zijn laatste boek, ‘The Great Disruption’, dat de sociale moraal er bij de mens ingebakken zit. Zonder staat, zonder God, verlangen mensen op een natuurlijke manier naar een sociale orde, waarin verwantschapssystemen, privaatbezit en andere regels het gedrag van het individu inperken en reguleren. Het liberalisme raakt hiermee aan sommige uitgangspunten van het anarchisme. Kropotkin bijvoorbeeld wijst erop, dat van nature in de mens twee instincten om de voorrang strijden: enerzijds de onderlinge concurrentie en strijd, het principe van de survival of the fittest, anderzijds de ‘mutual aid, de wederkerige hulp, die er bij de mens als groepsdier evenzeer ingebakken zit. Dit laatste instinct zal de overhand krijgen, als er niet van bovenaf allerlei regels worden geformuleerd. De scepticus zal zijn wenkbrauwen fronsen, maar in de bovenstaande theorie wordt het nastreven van eigenbelang en het vertonen van sociaal gedrag op de volgende manier met elkaar verbonden: ‘goed’ en sociaal gedrag is in de maatschappij uiteindelijk het meest succesvol, zowel voor het individu als voor de samenleving, en dus zullen mensen zich sociaal gedragen.

Hierbij is er een specifieke verhouding tussen de markt en het financierskapitaal.

In kapitalistische verhoudingen wordt de markt beheerst door een minderheid van het financierskapitaal. Bij de moderne economie wordt wel als kenmerk aangevoerd, dat bedrijven steeds meer vaste kosten proberen om te zetten in variabele kosten, Allerlei werk dat in de traditionele indusitrien in het bedrijf zelf werd verricht, is nu uitbesteed aan toeleveringsbedrijven, zoals het maken van halffabricaten en diensten als boekhouding, scholing van personeel, schoonmaak en onderhoud van machines of wagenpark, catering. Onderdelen worden soms in diverse landen geproduceerd, waarna in assemblagebedrijven de producten in elkaar worden gezet. Daarnaast gingen bedrijven grond, fabrieken en machines niet kopen maar huren. In de horeca werden constructies bedacht als franchising, waarbij een exploitatiemaatschappij de financiële risico’s volledig afwentelt op juridisch zelfstandige dochter ondernemingen. Zo ontstond een productiesyteem waarin het geïnvesteerde kapitaal- dat zich steeds meer concentreert in grote ondernemingen zoals banken, pensioenfondsen en grote exploitatiemaatschappijen, verzekerd is van regelmatige inkomsten terwijl de toeleverende of dienstverlenende sector steeds meer verwikkeld raakt in een moordende concurrentie om orders. Schommelingen in de vraag naar producten of het cyclische karakter van sommige productiesystemen komen voor rekening van de toeleveringsbedrijven. Omdat zij met zeer smalle financiële marges werken, kunnen zij slechts lage lonen uitbetalen. De arbeidsrelaties moeten flexibel zijn, mensen moeten ontslagen kunnen worden of variabele werktijden accepteren, als er even geen werk is. De flexibilisering van de productie is dus nauw verbonden met de flexibilisering van de arbeid. Het gaat om het omzetten van zoveel mogelijk vaste kosten in variabele kosten.

In feite functioneert de markt en de marktwerking- vele aanbieders, die geen van allen de markt beheersen en hun prijzen in het licht van de concurrentie moeten aanpassen, niet als een methode, om zo efficiënt mogelijk te produceren, maar als een drukmiddel van het financierskapitaal, dat zich door organisatorische, juridische constructies aan de marktwerking heeft onttrokken en zich verzekerd van regelmatige inkomsten. Marktwerking met daarboven monopolies of een situatie van oligopolie, die de internationale handel en productie in feite beheersen vullen elkaar aan. D.w.z. via internationale juridische structuren, die op geen enkele wijze democratisch worden gecontroleerd.

Het is echter de vraag, of deze ontwikkeling werkelijk nieuw is, en of de periode die we achter ons hebben-taylorisme en fordisme- niet een tijdelijke fase was in de ontwikkeling van het kapitalisme, waarbij de hierboven geschetste verhouding tussen de markt en het financierskapitaal c.q. de grote exploitatiemaatschappijen of multinationals in de loop der eeuwen de meest voorkomende verhouding is geweest.

Het vraagstuk van beheersing en coördinatie

Het lijkt mij waarschijnlijk, dat in het licht van de revolutionaire technologische veranderingen die vergaande economische, politieke en sociale gevolgen zullen hebben, aanhangers van de neo-liberale ideologie in toenemende mate moeite zullen hebben, de gang van zaken in de maatschappij te ‘managen’.Het gevoel van ‘urgentie’ is verdwenen, maar kan terugkomen. Mensen ziek. Gigantisch probleem van de aanpassing van het individu. Bovendien in economisch opzicht coördinatieproblemen. Daarbij komt, dat er in het financierskapitaal vele fracties zijn, die elkaar naar het leven staan. Enerzijds is dit juist de dynamiek van het huidige systeem. Anderzijds is het gezien deze tegenstellingen maar de vraag, of een werkelijk juridisch samenhangend internationaal systeem er komt. (Zie de ervaringen met de WTO) In Europa wel?

De actualiteit van het socialisme.

We moeten de volgende punten in de discussie handhaven:

  • Zoeken naar organisatievormen, waarbij ook wat betreft de economie mensen op basis van gelijkwaardigheid en medezeggenschap op democratische wijze beslissen over wat waar, wanneer en hoe wordt geproduceerd. Dus een doorbreking van de ideologische scheiding tussen economie en politiek.

  • We mogen de theoretische en praktische zoektocht naar het verband tussen ongelijke economische, politieke en sociale machtsverhoudingen en het mensel9ijk gedrag ons niet uit handen laten slaan, waarbij alleen nog een individuele benadering van afwijkend gedrag geoorloofd is.