De lappendeken van de arbeidsbemiddeling

Ook verschenen in het maandblad uitkeringsgerechtigden MUG van maart 1998.

De lappendeken van de arbeidsbemiddeling

Het is moeilijk als fysiotherapeut aan de slag te komen. Een fysiotherapeute die ons spreekuur bezocht en al jaren geen werk had, was dan ook bijzonder blij toen ze werd uitgenodigd voor een voorlichtingsbijeenkomst over een werkgelegenheidsproject voor fysiotherapeuten. Het project was door Arbeidsvoorziening en uitzendbureau Start, in samenwerking met het Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf. Er werd een arbeidscontract voor een jaar in het vooruitzicht gesteld en een salaris ‘boven uitkeringsniveau’.

In de uitnodiging stond niet waar de voorlichtingsbijeenkomst voor het MKB-project zou zijn. Dus maar eens bellen. Tijdens dit telefoongesprek deelde ze mee dat ze geen uitkering had. Ze woonde samen en had een kleine deeltijdbaan in de avonduren, en stond bij het arbeidsbureau ingeschreven omdat ze een grotere baan zocht. ‘O, maar dan hoeft u ook niet te komen’, was de reactie. De fysiotherapeute liet het er niet bij zitten. Ze wist inmiddels waar de bijeenkomst was, en ging erheen.

Op de bijeenkomst waren tien werkzoekende fysiotherapeuten, twee projectbegeleiders en iemand van het arbeidsbureau aanwezig. De projectbegeleiders vertelden wat de bedoeling was. De deelnemers zouden invallen bij particuliere fysiotherapie-praktijken om pieken in de drukte op te vangen, of wanneer de reguliere werknemers afwezig waren door vakantie of ziekte. Zij kwamen in dienst van de MKB-pool, met de garantie dat je een jaar lang niet meer in de uitkeringssituatie zat. Het was niet alleen zeker of het zou lukken een heel jaar aaneengesloten werk voor hen te vinden. De deelnemers aan het project zouden nooit meer dan het Melkertloon krijgen, tot 110 procent van het wettelijk minimumloon. De hoogte van het loon was echter afhankelijk van de gezinssituatie. Zo kregen alleenstaanden slechts iets meer dan de bijstandsnorm voor een alleenstaande.

De bovengenoemde fysiotherapeute leverde kritiek op het project. Waarom mochten alleen mensen meedoen die een uitkering hebben? Waarom waren er die grote verschillen in beloning, afhankelijk van de gezinssituatie? Wat waren de vooruitzichten op regulier werk? De man van het arbeidsbureau deelde mee dat hij alleen maar uitvoerder was van regelingen die in Den Haag worden bedacht, en dat ook zijn baan op de tocht stond. Een aantal aanwezigen besloot niet mee te doen, omdat ze er in de praktijk financieel op achteruit zouden gaan. Bovendien vonden ze het project te vaag. Een ander deel deed wel mee ook al was men het er niet mee eens.

Een van de fysiotherapeuten belde naderhand het Nederlands genootschap voor Fysiotherapie, de beroepsvereniging van fysiotherapeuten. Daar wisten ze nergens van. Verder werd een uitzendbureau voor fysiotherapeuten gebeld, maar dat had ook nog nooit van het project gehoord.

In december kreeg de fysiotherapeute opnieuw een brief van het arbeidsbureau, waarin werd gevraagd zo spoedig mogelijk te bellen. Toen zij belde, bleek de desbetreffende arbeidsconsulent ziek te zijn. Het was dezelfde man, die ook bij de voorlichtingsbijeenkomst was geweest. Er was niemand die haar zaak wilde afhandelen. ‘Het enige wat we kunnen doen is een briefje neerleggen op zijn bureau’. In de eerste week van januari was de consulent nog steeds ziek. De werkzoekende fysiotherapeute heeft nooit meer wat gehoord.

Er zijn dus mensen uitgenodigd voor het project die er niet voor in aanmerking kwamen. Verder was de voorlichting slecht en konden vragen niet worden beantwoord. Het was onduidelijk hoeveel werk er was voor de deelnemers. En het project is opgezet zonder belangenorganisaties uit de branche te raadplegen.

Er ontstaat zo langzamerhand een lappendeken van allerlei projecten en projectjes waarin veel geld wordt gestoken. Niemand heeft meer overzicht en het is niet duidelijk in hoeverre een project levensvatbaar is. Er is nauwelijks overleg met belanghebbenden. Er wordt niet of oncontroleerbaar geëvalueerd in hoeverre mensen uitstromen naar regulier werk. De verschillende organisaties die zich met trajectbegeleiding en arbeidsbemiddeling bezig houden zijn gericht op het eigen voortbestaan en nauwelijks bereid tot samenwerking.

Piet van der Lende/