Vrijwilligerscentrale verlengstuk sociale dienst

Ook verschenen in het maandblad uitkeringsgerechtigden MUG van maart 1997.

Vrijwilligerscentrale verlengstuk sociale dienst

Een werkzoekende ging naar het arbeidsbureau. Er vond een gesprek plaats met een bemiddelaar van Octant en er werd een plan opgesteld om de mogelijkheden op betaald werk te vergroten. De bemiddelaar vond dat een opleiding in technische richting mogelijk was, maar dat de cliënt eerst een cursus moest volgen om zijn wis- en natuurkunde wat op te halen. Daarnaast zou hij een stageplaats moeten zoeken in het bedrijfsleven. De bemiddelaar gaf hem een grote kans dat dit zou lukken. Zo kon hij alvast werkervaring opdoen, terwijl hij cursussen volgde. Helaas was financiering van de cursus door het arbeidsbureau niet mogelijk.

Vervolgens ging hij naar de sociale dienst om Bijzondere Bijstand aan te vragen voor vergoeding van de scholingskosten. Bij de sociale dienst zei men echter: ‘Wij vergoeden geen kosten zonder het advies van de Werkwinkel+.’ De cliënt vervoegde zich hierop bij de Werkwinkel. De cliënt liet zich in overleg met de Werkwinkel+ inschrijven bij een school en begon aan de cursussen. Toen begon het hele gedoe over het maken van een plan voor scholing en werk weer van voren af aan, ook al lag er al een plan in samenwerking met het arbeidsbureau, en volgde hij al een cursus. In feite ging het alleen om vergoeding van scholingskosten. De cliënt moest een intakeformulier ondertekenen van de Werkwinkel+. Daarna zou begeleiding door de Werkwinkel+ plaatsvinden, ook al had de cliënt hier helemaal niet om gevraagd. De bemiddelaar van de Werkwinkel+ praatte de cliënt uit het hoofd dat hij kans zou maken op een stageplaats in het bedrijfsleven, in tegenstelling tot wat de bemiddelaar van het arbeidsbureau had gezegd. Het was volgens de Werkwinkel+ beter dat de betrokkene vrijwilligerswerk zou gaan doen in een technische richting.

De cliënt werd doorgestuurd naar de vrijwilligersvacaturebank om een vrijwilligersvacature te zoeken, waarna een gesprek plaatsvond met de bemiddelaar van de Vrijwilligerscentrale. Nadat deze een aantal vacatures had uitgezocht, was er meteen de dwang tot het maken van een bel-afspraak om aan de medewerkster van de vacaturebank te rapporteren hoe de betrokkene was gevaren bij zijn sollicitaties. Enige tijd later deelde de cliënt mee dat hij op 25 november zou starten bij een vrijwilligersorganisatie. Op 20 december ontving hij een brief van de vrijwilligerscentrale, waarin werd meegedeeld dat er een ‘registratielijst’ moest worden ingevuld. De werkzoekende was verbaasd, want hij herinnerde zich niet dat dit in het gesprek ter sprake gekomen was. Toen volgde een telefoontje op 16 januari van de vrijwilligerscentrale. Waar bleef de lijst? Het bleek te gaan om een ‘werkervaringsurenlijst’. Op deze lijst moet de vrijwilliger per week aangeven hoeveel uur hij aan vrijwilligerswerk besteed had. De lijst moest door twee personen ondertekend worden: de cliënt en degene die je op de werkplek begeleidt. Deze registratie is een voorwaarde die de subsidiegever van de Werkwinkel+, het Europees Sociaal Fonds, hen oplegt. De lijst moest echter al de tweede week van januari worden doorgestuurd. De vrijwilliger had toen nog nauwelijks de kans gehad bij de vrijwilligersorganisatie te werken, gezien zware schoolonderzoeken in de eerste twee weken van januari, en vroeg zich af, waarom hij die lijst eigenlijk moest opsturen. Het telefoongesprek van 16 januari was stekelig. Uiteindelijk deelde de bemiddelaarster van de Vrijwilligerscentrale mee: ‘Niemand doet echt zo moeilijk, en als je niet wilt, vul je hem maar niet in.’

De cliënt had vervolgens een gesprek met de bemiddelaar van de Werkwinkel+, waarbij de cliënt onder druk werd gezet. ‘Je hebt een contract getekend en dit hoort erbij. Wij willen mensen prikkelen sociaal actief te worden. Wij kunnen alleen geld krijgen van het Europees Sociaal Fonds als de lijsten worden ingeleverd.’ Bij het ‘contract’ bleek het te gaan om het intakeformulier dat de cliënt bij het eerste bezoek aan de Werkwinkel+ had ondertekend. De cliënt was geërgerd: ‘Dus ik moet in feite het schoolgeld dat jullie hebben betaald via vrijwilligerswerk terugverdienen? Ik heb een intakeformulier getekend en nu blijkt er een aanhangsel te zijn met kleine lettertjes over wat ik allemaal wel en niet zou moeten doen.’ Na dit gesprek kwam de cliënt op donderdag 23 januari op school. De docente natuurkunde van de school kwam naar hem toe. ‘Ik ben op 16 januari gebeld door de sociale dienst, de ambtenaar stelde veel vragen over jouw gedrag.’

De docente was verontwaardigd over het feit dat de sociale dienst haar achter de rug van de cliënten om opbelde met allerlei controlerende vragen. De docente deelde mee dat de leerling een volwassen man was en dat zelfs ouders van jonge volwassenen dit soort informatie niet zouden krijgen.

Het antwoord van de sociale dienst luidde: ‘Ja, maar de Werkwinkel+ moet een lijst bijhouden en wij willen dat de docenten van de school voor de cliënt een controlelijst bijhouden hoe het met de leerling gaat.’ De cliënt voelde zich als een kind behandeld. De school is niet van plan voor de sociale dienst controlelijsten van leerlingen te gaan bijhouden zonder overleg met de leerling. Na diens toestemming doen ze dat wel. De cliënt heeft een brief geschreven aan de Vrijwilligerscentrale, met de vraag of de centrale een instelling is voor vrijwilligers of een verlengstuk van het controle-apparaat van de sociale dienst.

In een reactie betreurt de Stichting Vrijwilligerscentrale Amsterdam dat de klant zo’n lange route heeft moeten afleggen alvorens alles geregeld was: ‘Het belang van de vrijwilliger staat altijd centraal.’ De centrale distantieert zich van de stelling dat zij een verlengstuk van het controle-apparaat zou zijn. (De volledige tekst van deze reactie volgt het komende nummer.)

Piet van der Lende