Vergoeding tandartskosten via bijzondere bijstand onmogelijk gemaakt

Dit artikel verscheen in het maandblad uitkeringsgerechtigden MUG van october 1996. Vergoeding van tandartskosten via Bijzondere Bijstand onmogelijk

Kort geleden werden we weer eens met de neus op het feit gedrukt dat vergoeding van tandartskosten uit de Bijzondere Bijstand in Amsterdam in de praktijk vrijwel onmogelijk is.

Een cliënt had een aanvraag voor Bijzondere Bijstand gedaan om de kosten van een gegoten brug en kroon te kunnen betalen. De aanvraag werd afgewezen. In de afwijzende beschikking stelde de sociale dienst zich op het standpunt dat de kosten van de gevraagde voorzieningen niet geheel behoren tot het ziekenfondspakket. Ingevolge artikel 17 lid 2 van de Algemene Bijstandswet is er geen recht op bijstand voor kosten die uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van een voorliggende voorziening zijn gelaten. ‘Verder is het beleid van de sociale dienst zo dat er in principe geen bijstand kan worden verstrekt voor de gevraagde kosten. Hiervan kan alleen worden afgeweken als er sprake is van bijzondere omstandigheden.’ Daarvan was volgens de sociale dienst niets gebleken.

De kosten van de behandeling bedroegen in totaal 3.335,- waarvan 1000,- door het ziekenfonds zou worden vergoed. De cliënt zou de rest van de kosten niet uit eigen middelen kunnen betalen en wij besloten een bezwaarschrift tegen de beschikking in te dienen. De tandarts maakte een verklaring waarin stond dat de behandeling medisch absoluut noodzakelijk was. Er was een tand uitgevallen. Indien hier geen brug werd aangebracht, raakte het gebit verder beschadigd en gingen de nog aanwezige tanden verschuiven. Gezien het voedingspatroon van de cliënt was een simpele prothese geen oplossing.

Het bezwaarschrift werd afgewezen. Bij de afwijzing werd nu eens niet artikel 17 lid 2 maar wel lid 1 van stal gehaald: ‘De bijstand is bedoeld als laatste voorziening voor kosten waarvoor geen andere financiële voorziening bestaat.’ Als er een voorliggende voorziening is, krijg je geen bijstand. De gemeente beschouwd op basis van jurisprudentie de Ziekenfondswet in deze als een voorliggende, toereikende (?) en passende voorziening.

Maar: ‘Op grond van artikel 17 lid 4 kunnen Burgemeester en wethouders in afwijking van lid 1, 2 en 3 voor de aldaar bedoelde kosten bijstand verlenen indien en zolang, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen aanwezig zijn.’ De gemeente heeft dus de bevoegdheid om Bijzondere Bijstand voor tandartskosten te verlenen!

Helaas. Er wordt daarna in het bezwaarschrift weer teruggekomen op de redenering van de voorliggende voorziening. Het Ziekenfonds is een voorliggende voorziening. ‘Als een beroep op die voorliggende voorziening wordt afgewezen, met als reden dat de kosten niet behoren tot het verstrekkingspakket, terwijl dit pakket geacht wordt toereikend te zijn, behoort bijstandsverlening niet tot de mogelijkheden. De kosten van kronen en bruggen worden niet vergoed door het ziekenfonds en daarom zijn deze kosten ingevolge artikel 17 lid 1 A.B.W niet aan te merken als noodzakelijk.’

Maar als medici nou toch zeggen, dat het noodzakelijk is? ‘In geval sprake is van een medische indicatie, dan dient een beroep te worden gedaan op de bepalingen van de Ziekenfondswet c.q. het Besluit tandheelkundige hulp ziekenfondsverzekering artikelen 3 tot en met 9 en 9a.’

Er was bij de cliënt geen sprake van zeer dringende redenen die wijzen op een noodsituatie als bedoeld in artikel 17 lid 4 van de A.B.W. ‘en in uw situatie is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die verlening van bijstand zouden rechtvaardigen ingevolge artikel 39 A.B.W.’ De oorspronkelijke beschikking werd gehandhaafd.

Je vraagt je af, welke vreselijke omstandigheden en noodsituaties zich moeten voordoen, wil de gemeente in dezen wel overgaan tot verstrekking van bijstand. Het argument van de medische noodzakelijkheid geldt in dezen niet.

De Bijzondere Bijstand is bedoeld als laatste voorziening voor vergoeding van kosten als er geen voorliggende voorzieningen zijn, die deze kosten vergoeden. Maar als voorliggende voorzieningen de kosten slechts in beperkte mate vergoeden, is bijstand niet noodzakelijk.

Misschien zou de sociale dienst die bijstand wel noodzakelijk vinden, als de gemaakte kosten nuttig kunnen zijn voor het verkrijgen van betaald werk. In dat geval zou de dienst namelijk de investering op termijn terug kunnen verdienen door het lozen van een cliënt.

In feite komt het er gewoon op neer dat mensen op grond van bezuinigingsmaatregelen niet krijgen waar ze recht op hebben.

Piet van der Lende