Kanttekeningen bij Van Berkel c.s. ‘uitkeringsgerechtigden en vakbeweging in een moderniserend arbeidsbestel’.

Het grappige vind ik, dat ik bij het lezen van het boek de­zelfde thema’s analyses en kritiek op arbeid tegenkwam als in de uittreksels van Johan en Ton.

Alle drie de boeken hebben kritiek op het arbeidsbegrip van Gorz, dat blijkbaar een dankbaar aangrijpingspunt is om het verschijnsel arbeid te analyseren. Gorz maakt een onderscheid tussen autonome en heteronome arbeid. Autonoom is, dat mensen in zelfontplooiing zonder al te veel formele verplcihtingen een verband leggen tussen arbeid en vrije tijd, produceren en consumeren, etc. Heteronome arbeid is arbeid in loondienst in fabrieken of voor een werkgever. Gorz wil de bevrijding van de arbeid vervangen door een bevrijding uit de arbeid.

Deze optie van Gorz wordt in het uittreksel van Johan bekriti­seerd met: ” daarom is bevrijding van de arbeid (bedoeld wordt neem ik aan uit de arbeid) in absolute zin een illusie. Arbeid kan bovendien ook vervulling en vreugde zijn”. En bij Ton: “Volgens C is juist overleven de zin van het bestaan, terwijl bij Gorz het opkomen voor het eigen bestaan, geld verdienen telt als verslaving, het tegendeel van autonomie”.

Deze kritiek op Goprz komen we ook tegen in het boek van van Berkel. Het grote voordeel van dit boek is, dat een poging wordt ondernomen een onderling verband te analyseren tussen:

1. het arbeidsbegrip. Dit wordt geanalyseerd adhv de begrippen van Gorz en een kritiek erop.

2. Het functioneren van sociale systemen. Dit gebeurt adhv de structuratieteorie (er is geen dualiteit tussen systeem en indidvidu maar een dualiteit binnen sociale systemen). De vakbeweging is ook een sociaal systeem.

3. De positie van uitkeringsgerechtigden en werkenden in de maatschappij en hun relaties met belangenorganisaties en vakbonden.

Je opvattingen van het begrip arbeid hebben kort gezegd gevol­gen voor het sociale systeem (werklozen bevestigen door voort­durend te solliciteren het baanstelsel). Ook in de vakbeweging hebben opvattingen over arbeid gevolgen voor de organisatie­structuur van de organisatie (hoeveel zeggenschap geef je aan welke groepen) en voor het beleid dat gevoerd wordt. (Wat breng je aan eisen in bij welke onderhandelaars).

Het nauwe verband tussen die drie dingen wordt in het boek onderzocht adhv de methode van het exemplarisch handelingson­derzoek. Daarbij zijn onderzochte en onderzoeker gelijkwaar­dig, en hebben zij beiden zowel invloed op het onderzoekspro­ces als op het beleid van de organisatie van de onderzochten. (ic de vakbonden). Doelstelling is het zichtbaar maken en ter discussie stellen van routinematige zingeving. (handelingen van individuen hebben onbedoelde gevolgen en de doelstellingen zijn vaak niet bewust).Door het leggen van verbanden tussen de drie bovengenoemde punten ontstaan mogelijkheden voor concrete veranderingen.

Enerzijds blijft de analyse filosofisch, zoals Coolsaet en Zwart doen, anderzijds wordt dit verbonden met het concrete handelen van mensen.