Het werkgelegenheidsbeleid van de regering Kok

Deze tekst is eerder gepubliceerd op de website van de Bijstandsbond.

De uitgangspunten van de regering Kok m.b.t. de werkgelegenheid. Hierover doen allerlei propagandapraatjes van politici de ronde. Bij het afsluiten van het regeerakkoord werd gezegd, dat de regering streeft naar 350.000 banen extra in vier jaar. Hier zijn echter ook banen bij van minder dan 12 uur in de week. Uitgedrukt in arbeidsjaren gaat het om veel minder banen. Maar goed, de regering wil 350.000 banen scheppen. Hoe wil de regering dit bereiken?
bezuinigingen
Het is de bedoeling dat de regering Kok 18 miljard bezuinigt in vier jaar tijd. Waarop wordt bezuinigd?. Enkele voorbeel den. Op de studiefinanciering moet ruim twee miljard worden bezuinigd, op arbeidsvoorwaarden voor ambtenaren anderhalf miljard, invoering ANW moet 820 miljoen opleveren, terugdringing beroep op de WAO meer dan een miljard, kinderbijslag ruim een miljard, op de AOW wordt ruim 400 miljoen bezuinigd, bijdrage gemeentefonds ruim 800 miljoen, en de bezuiniging op het zorgpakket in de gezondheidszorg en invoering eigen risico moet ruim een miljard opleveren.
lastenverlichting
Deze bezuinigingen worden echter slechts gedeeltelijk gebruikt voor verlaging van het financieringstekort. Het financierings tekort moet vooral minder worden door een toename van de werkgelegenheid en een hoge ekonomische groei. De bezuinigin gen worden vooral gebruikt voor negen miljard lastenverlich ting voor burgers en bedrijven. Het overgrote deel van die negen miljard wordt gebruikt om de belastingen en sociale pre mies die werkgevers moeten betalen te verlagen. De overheid gaat ervan uit, dat loonkostenverlagingen voor de werkgevers tot meer banen zullen leiden, met name op het gebied van laagbetaalde ongeschoolde arbeid. Daarnaast wordt een gedeel te gebruikt om met name voor werkenden de lasten te verlagen, waardoor de inkomensverschillen tussen uitkeringsgerechtigden en werkenden groter worden en ook de inkomensverschillen tussen werkenden onderling. Dit gebeurt oa door verhoging van het arbeidskostenforfait en verhoging van de belasting vrije som. Men gaat ervan uit, dat wanneer deze verschillen groter worden, werklozen eerder bereid zullen zijn arbeid op het niveau van het minimumloon te aanvaarden.
gerichte subsidiering
We hebben nu de algehele verlaging van de belasting- en pre miedruk gehad. Ten tweede is er de gerichte subsidering om in bepaalde sectoren meer laagbetaalde, ongeschoolde arbeid te scheppen. Een voorbeeld van dat laatste zijn de wettelijke maatregelen van afdrachtsvermindering op loonkosten. Ten eerste een afdrachtskorting van 1185 gulden voor werkge vers die iemand in dienst nemen op het niveau van het WML. Dit geldt dus niet alleen voor langdurig werklozen. Het aardi ge is, dat het CPB geen werkgelegenheidseffecten van deze korting heeft kunnen berekenen. Het is dus onbekend, wat het effect is. Ten tweede fl 4500 per jaar voor het in dienstnemen van een langdurig werkloze die niet meer verdient dan 130% van het WML. (een jaar ingeschreven bij arbeidsbureau, bij een dienst verband van 32 uur of meer, voor ten hoogste vier jaar,) Ten derde fl 4500,- per jaar per in dienst genomen leerling in het leerlingwezen. ( die bij een werkweek van 32 uur of meer niet meer verdient dan 130% van het WMl voor personen vanaf 23 jaar.)
Daarnaast is er nog de kaderregeling arbeidsinpassing als tegemoetkoming voor de kosten van training en begeleiding. Verder is er nog de Wet Bevordering Arbeidsinpassing, voorheen de wet Vermeend/Moor. Hier krijgen werkgevers voor een bepaalde periode vrijstelling van premiebetalingen tot 16% van de brutoloonsom bij het in dienst nemen van langdurig werklozen voor meer dan 15 uur. Er zijn nog veel meer regelingen, zoals de kaderregeling uitzendarbeid, subsides van de Europese Unie en loonkostensub sidies van het GAK, die vooral betrekking hebben op het weer in het arbeidsproces opnemen van gedeeltelijk arbeidsongeschik ten. Maar de regering en het Centraal Planbureau geven zelf aan, geen idee te hebben wat nu precies de werkgelegenheidsef fecten van deze maatregelen zullen zijn en of de kansen van langdurig werklozen en arbeidsongeschikten ook werkelijk verbeterd worden. In antwoord op kamervragen heeft de regering bijvoorbeeld geantwoord, dat de effecten in de dienstensector niet vast te stellen zijn.
aanvullende werkgelegenheid
We hebben nu de gerichte en algemene lastenverlichting gehad. Daarnaast geeft de regering ongeveer vier miljard uit voor aanvullende werkgelegenheid, met name de Melkert 1 rege ling.-Met een gedeelte van die vier miljard moeten 40.000 ba nen worden geschapen over een periode van vier jaar. Nu doen politici, alsof er daardoor 40.000 banen bijkomen. Maar dat is niet zo. Want er gaan ook weer banen verloren door de 18 miljard bezuinigingen.
Melkert I
Hoe ziet die Melkert I regeling eruit?. Het zijn banen voor langdurig werklozen in de non-profitsector die structureel worden gesubsidieerd door het Rijk. Het gaat met name om banen bij instellingen op het gebied van de veilig heid, toezicht, en zorg. Te denken valt aan functies als stadswacht, flatwacht, tramconducteur, buurtconcierge, kinder opvang, en onderwijsassisstent. In de zorg kunnen de functies gevarieerder zijn. Het gaat om laaggeschoold werk met een salaris op mimumloonni veau. Een alleenstaande in de Melkert regeling heeft het eerste jaar op basis van een 32-urige werkweek ongeveer 1350 gulden. Er zijn Melkertbanen waar iemand ook s’avonds en in het weekend moet werken waarvoor geen toeslagen worden gege ven. Zo iemand komt dus ondanks de onregelmatige werktijden niet boven het bijstandsniveau uit.
Melkert II
Dan is er nog de Melkert II regeling. Hier gaat het erom, dat er boventallige arbeidsplaatsen gecreerd worden in de markt sector. Het gaat uiteindelijk om 20.000 banen. Er gaat een experimentele periode aan de reguliere in diensttreding voor af. Een werkgever kan maximaal 2 jaar een loonkostensubsidie ontvangen van fl 18.000 per jaar. Binnen deze periode dient de werknemer in reguliere dienst genomen te worden. Ook hier gaat het om laaggeschoold werk van gemiddeld 32 uur met een salaris op minimumloonniveau tot maximaal 120% WML.
voorbeelden
Ik noem twee voorbeelden van Melkert II regelingen. De gemeen te Amsterdam wil een arbeidspool voor het midden- en kleinbe drijf maken, waarbij piekwerk wordt gedaan. De langdurig werkloze krijgt een arbeidsovereenkomst voor maximaal twee jaar. Binnen twee jaar moeten die werknemers doorstromen naar regulier werk. Het zal me benieuwen, of die doelstelling wordt gehaald. Een tweede voorbeeld. Met ingang van 1 januari is het mogelijk geworden in een aantal regio’s voor 15 gulden per uur schoonmaakwerkzaamheden in en rond het huis te laten verrich ten. Partikulieren sluiten daarvoor zogenaamde ‘consumenten contracten’ af met schoonmaakbedrijven. De arbeidsvoorwaarden en subsidies zijn verder dezelfde als in de andere Melkert II regelingen. Het komt erop neer, dat de overheid fl 13,- legt naast de fl 15,- die de partikuliere opdrachtgever betaalt. Het is een overeenkomst tussen Melkert en de branche vereni ging van de schoonmaakbedrijven. De schoonmaakbedrijven hebben groot belang bij deze regeling. Want zo kunnen ze de klassieke werkster, die direct in dienst is van een partikulier, uit de markt concurreren. Door de invoering van Melkertbanen vindt dan ook een groot scheepse verdringing van bestaande betaalde arbeidsplaats. De regering gaat er in antwoord op kamervragen zelf van uit, dat de verdringing bij Melkert II ongeveer 10% zal zijn.
Melkert III
Dan is er nog de Melkert III regeling. In het kader van arti kel 144 van de NABW krijgen gemeenten met ingang van 1 januari de mogelijkheid om in het kader van sociale activering te experimenteren door bepaalde artikelen van de NABW buiten beschouwing te laten. Mogelijkheden die hierdoor ontstaan zijn de verplichting om deel te nemen aan bepaalde maatschappelijke activiteiten, ontheffing sollicitatieplicht, het vrijlaten van premies voor onbetaalde arbeid en ruimere mogelijkheden voor bijstandsverlening aan zelfstandigen. Gemeenten moeten een aanvraag indienen bij het ministerie om in aanmerking te komen als experimenteergemeente. Amsterdam heeft alleen aanvragen ingediend voor ontheffing van de sollicitatieplicht en onkos tenvergoedingen voor vrijwilligers in het kader van de bijzon dere bijstand. Daarnaast is het zo, dat bijvoorbeeld in Amsterdam nu al enige tijd onbetaalde arbeid, dus vrijwil ligerswerk wordt gebruikt in een traject, dat toeleidt naar de arbeidsmarkt.
banenpool
Dan hebben we nog de banenpool. Gemeenten kunnen afspraken maken over de instelling van banenpools voor langdurig werklo zen. Voor iedere werkloze in zo’n pool stelt het rijk, naast het aandeel in de uitkering van de betrokkene, jaarlijks fl 7000,- beschikbaar. De inlenende organisatie moet 3500,- betalen. De deelnemers sluiten een arbeidsovereenkomst met de arbeidspool en krijgen werk op een boventallige plaats in de collectieve sector. Op de arbeidsovereenkomst is het gewone arbeidsrecht van toepassing. Ontslagvergunning Arbeidsbureau vereist. Werknemers ontvangen het wettelijk minimumloon Overwerktoeslagen zijn niet mogelijk, maar wel een compensatie in vrije tijd.
JWG
Dan is er nog de JWG. Doel is dat jongeren of werk hebben of op school zitten. de regeling komt in de plaats van eventuele uitkeringen. Er is een wachttijd van een half jaar tot een jaar. De jongere komt in dienst van een gemeentelijke organi satie die de JWG uitvoert. Deze organisatie is verplicht de jongere een werkervaringsplaats of een scho lingsplaats van 32 uur te bieden. De plaatsing duurt zes maanden en kan met zes maanden worden verlengd. De jongere verdient bij een werkweek van 32 uur 80% van het minimumloon of het minimumjeugdloon. De bedoeling is de JWG stapsgewijs uit te breiden tot alle schoolverlaters tot 27 jaar. Per 1-1-1997 worden de banenpool, de WSW en de JWG ondergebracht in de Wet Inschaling Werkzoekenden maar het zou te ver voeren, daar nu op in te gaan.
positieve actiebeleid
Ik heb nu verschillende maatregelen genoemd om de werkgelegen heid te bevorderen, nl gerichte en ongerichte lastenverlich ting en additionele arbeid, de derde sector, die ontstaat door een deel van de bezuinigingen in te zetten en door het terug ploegen van uitkeringsgelden. Daarnaast zijn er nog andere maatregelen om bepaalde groepen die nu buiten de boot vallen omdat ze niet voldoen aan de eisen van de werkgevers toch aan werk te helpen. Dat zijn de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid, de WBA, de Wet Arbeid gehandicapte werknemers, de WAGW, en de Wet bevordering Evenredige arbeidsdeelname Allochtonen, de WBAA.
arbeidsvoorziening
Dan is er ook een arbeidsvoorzieningsorganisatie. Er is eigen lijk een heel netwerk van uitvoerende instanties, die allemaal met de uitvoering van de geschetste regelingen te maken heb ben. Arbeidsbureau’s, gemeentelijke instellingen, de zorgver zekeraars, uitzendbureau’s etc. Al die instellingen houden zich niet alleen bezig met de uitvoering van al die regelin gen, maar ook met arbeidsbemiddeling, omscholing, trajectbege leiding, solliciatiecursussen, etc. Allemaal aktiviteiten om de werkzoekende klaar te stomen voor de kennis-en vaardigheden die de werkgever eist. Het is een erg onoverzichtelijk geheel van instellingen, die langs elkaar heen werken of elkaar beconcurreren.
Conclusie:
Politici geven hoog op van de effecten van dit beleid. Zo zouden er de afgelopen jaar 150.000 banen bijgekomen zijn. Dit is echter beperkt waar. In de eerste plaats betreft het deel tijdbanen en in de tweede plaats zijn het vaak tijdelijke banen. Als je de effecten van het regeringsbeleid op de werk gelegenheid zou willen bekijken, moet je een lange termijnper spectief nemen. Dus hoeveel werkgelegenheid er bijgekomen is in de laatste tien jaar. Volgens cijfers van de overheid zelf nam de werkgelegenheid uitgedrukt in arbeidsjaren de afgelopen tien jaar, dus sinds 1985 toe met 738 duizend arbeidsjaren, oftewel 15%. Als je bedenkt dat er alleen al meer dan 700.000 mensen zijn met een werkloosheidsuitkering en daar nog bij rekent, dat er veel mensen wel werk zoeken, bijvoorbeeld vrouwen en gedeelte lijk arbeidsongeschikten, die niet als werkzoekende bij de officiele instanties staan geregistreerd, dan kom je al gauw op een totaal van meer dan 1,2 miljoen werkzoekenden. Wanneer de beroepsbevolking de komendejaren zal blijven groeien, en er weer werkgelegenheid verdwijnt door rationalisatie en automa tisering, dan is het duidelijk, dat over tien jaar de werk loosheid nog even hoog zal zijn als nu. Voor vele werklozen is er geen perspectief op werk in de komende tien jaar. Daarnaast heeft een grote groep uitkerings gerechtigden, zoals AOW-ers niets aan dit kabinetsbeleid. Het beleid van het kabinet Kok leidt door de bezuinigingen op de sociale zekerheid en de ambtenarensalarissen en de bevordering van laagbetaalde flexibele arbeid tot verarming voor grote groepen, waarbij de inkomensverschillen tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden groter worden, zonder dat het werkgele genheidsperspectief verbetert. Het zijn vooral de werkgevers en de werkenden met een hoger inkomen, die van de toenemende welvaart profiteren.
PvdL/20-2-1996