Wat moeten we met Geert Wilders? Eerst de mensen, dan de economie

Aan de vooravond van de Europese verkiezingen lijkt de PVV van geert Wilders een monsterzege te gaan boeken. Vrijdagavond 29 mei was er een discussie in de Mansveltschool in Bos en Lommer met kandidaten voor het Europees parlement. Deze discussie leek in veel opzichten op andere discussies die over de opkomst van de PVV en andere rechts-populistische en racistische partijen in Europa gevoerd worden. Hoewel het in Bos en Lommer een goede discussie was op een hoog niveau, beschouw ik achteraf het optreden van de politici als een manifestatie van machteloosheid. Hoe men met Geert Wilders moest omgaan wist men niet precies. Een korte beschouwing over dit verschijnsel.

Alle politici waren het erover eens, dat een ‘cordon sanitaire’ niet werkte, dus Geert Wilders bekritiseren en racistisch noemen en hem overal van uitsluiten. Dan kan hij nog meer in zijn slachtofferrol kruipen en stemmen winnen. De vertegenwoordiger van Groen Links bracht naar voren, dat de partij Wilders inhoudelijk bekritiseert en een genuanceerd verhaal neerzet over de onzin van zijn standpunten. Voor de rest wil men hem negeren. Volgens de Groen Links vertegenwoordiger had dit ook goed gewerkt bij Rita Verdonk, die mede daardoor haar aanhang zou hebben verloren. De andere partijen waren het met hem eens. Maar na enig discussiëren bleek ook dit geen oplossing want Geert Wilders weet als geen ander de media te bespelen. Het genuanceerde verhaal van de andere politieke partijen, daar heeft de pers geen belangstelling voor. Geert Wilders omzeilt heel slim het inhoudelijke debat met andere politieke partijen buiten het parlement en men kan hem dus alleen in de Tweede Kamer aanpakken. De eindconclusie was eigenlijk dat er weinig aan te doen is. Een van de forumleden zei zelfs, dat het vanzelf weer zou overwaaien. Mensen uit de zaal brachten naar voren dat het toch belangrijk is, Geert Wilders racistisch of discriminerend te noemen. De politici moeten een grens stellen, aangeven: dit gaat te ver en dat ook zo benoemen. De mensen willen duidelijkheid. De politici zijn bang voor hem, ze zijn bang met die politiek stemmen te verliezen en angst is als in zoveel situaties een slechte raadgever. Maar de politici wilden er niet echt aan. Er kwam een argument op tafel, dat men aan het eind belangrijk vond, nl dat de andere politieke partijen niet moeten meegaan in de ‘framing’ die Wilders van de problemen in de samenleving maakt. Men zou op basis van de traditie van de gevestigde politieke partijen moet uitgaan van de eigen ‘framing’, dwz het eigen verhaal vertellen en neerzetten, de eigen standpunten naar voren brengen en over het voetlicht brengen, om zo de agenda van de discussie niet te laten dicteren door Geert Wilders.

Geen antwoord

Na enig reflecteren op de discussie wringt daar in mijn ogen de schoen. Dit werd duidelijk bij de behandeling van andere discussieonderwerpen. De meeste gevestigde partijen hebben niet echt een goed antwoord op de economische crisis, op de twijfel die bij mensen is ontstaan over het functioneren van het economisch systeem, over de oplossingen die daarvoor moeten worden gevonden. Ik vroeg of er op Europees niveau niet een norm voor het sociale minimum moet komen, niet een exact bedrag maar een algemene norm, waar alle landen aan moeten voldoen. Bijvoorbeeld het sociale minimum moet 60% van het gemiddelde inkomen in een land zijn. Alleen Groen Links bleek een dergelijke Europese norm in haar verkiezingsprogramma te hebben opgenomen. De Partij van de Arbeid was het er wel mee eens, dat er sociale uitgangspunten moeten zijn voor Europa, maar de vertegenwoordigster hield vervolgens evenals de VVD en D’66 een klassiek verhaal, dat we al 30 jaar horen. Namelijk dat eerst de economie ontwikkeld moet worden, dat schept rijkdom en dan zal de welvaart voor iedereen toenemen. Dan kunnen we een sociaal minimum voor iedereen pas betalen. Een Europese norm daarvoor vaststellen zijn VVD en D’66 niet voor. Men hield dus eigenlijk een verhaal van eerst komt de economie en dan komen de mensen vanzelf. In mijn ogen geloven veel mensen na 30 jaar beloften dit verhaal niet meer. Groen Links verdedigde de Europese norm voor een sociaal minimum, waarop D’66 zei, dat kunnen we niet betalen, daar hebben we geen geld voor. Ook deze redenering geloven volgens mij steeds minder mensen. Er waren wat opmerkingen over en weer dat Groen Links het wil financieren door de gegoede burgers te laten bloeden, maar het verhaal dat er geen geld is wordt nu in de economische crisis vrij ongeloofwaardig als Wouter Bos bij banken in moeilijkheden plotseling vele miljarden bij wijze van spreken uit zijn achterzak betaalt. En wel om de aandeelhouders van ABN/AMRO schadeloos te stellen, niet om de vermogenspositie van de bank weer te verbeteren. Er is geen cent van die miljarden in de bank zelf gestoken. De mensen zijn het zat dit klassieke verhaal van 30 jaar oud te horen. Wordt het niet tijd voor de slagzin eerst de mensen en dan de economie? En vervolgens de vraag: wat voor economie dan, waarbij de mensen en niet de winst, de economische groei of de belangen van de kapitaalverschaffers maatgevend zijn? Geen van de aanwezigen durfde deze omslag in het denken te maken, behalve de vertegenwoordiger van Groen Links. Het is in dit opzicht jammer dat maar vier van de gevestigde partijen deel uitmaakten van het forum, want ik had in dit verband graag de bijdragen van een CDA en SP vertegenwoordiger gehoord.

De omkering van Polanyi

Het adagium eerst komt de economie en dan komen de mensen is de afgelopen 30 jaar vertaald in het uitgangspunt, dat de mensen aangepast moeten worden aan een economische ontwikkeling, waarbij het spel van vraag en aanbod op de markt het leidende principe is. Men noemt dit wel de omkering van Polanyi. Deze econoom schreef een boek getiteld ‘The Great Transformation’ (1957). Hij benadrukte het belang van de inbedding van de economie in de samenleving. Tegelijkertijd waarschuwde hij dat wanneer de economie alle andere domeinen van het leven zou aandrijven en domineren dit een totale ontwrichting van de maatschappij ten gevolge zou hebben. De economie wordt door de nu leidende politici en politieke partijen niet gezien als een onderdeel van de samenleving, waarbij het eerste zich moet aanpassen aan de tweede, nee, de werkelijke situatie wordt op zijn kop gezet. De samenleving moet worden ingebracht in de economie waarbij de kapitalistische economische verhoudingen stilzwijgend als normaal en niet ter discussie staand worden gepostuleerd. Vanuit de omkering van Polanyi is het voor de aanpassing van mensen en hun samenleving belangrijk dat de overheid het individuele gedrag van mensen tracht te beïnvloeden en bij te sturen. Terwijl in de zeventiger jaren nog het uitgangspunt gold, dat de overheid actief werkgelegenheid, dus banen moet creëren en een industrieel beleid moet voeren om ervoor te zorgen dat bepaalde sleutelindustrieën niet uit het land verdwijnen werd met de parlementaire enquête over de scheepsbouw begin tachtiger jaren deze politiek geheel verlaten. Werkloosheidsbestrijding werd werklozenbestrijding, dwz bestrijding van werkloosheid betekent het individuele gedrag van werklozen beïnvloeden en bijsturen en hen kennis en vaardigheden bij brengen om op een flexibele arbeidsmarkt steeds een ander baantje te nemen. Ook op andere terreinen van de maatschappij vond deze radicale omslag in het denken plaats, zoals in het welzijn, de criminaliteitsbestrijding en de ombouw van de welvaartsstaat van de zeventiger jaren. Uitgangspunt is daarbij dat in de ‘softe’ zeventiger jaren individuele misdragingen werden vergoelijkt met een beroep op de maatschappelijke omstandigheden. Het gaat er niet om naar de invloed van maatschappelijke omstandigheden op het individuele gedrag te kijken en de tegenstellingen tussen arm en rijk en de massawerkloosheid te zien als voortvloeiende uit het karakter van het economisch systeem, je moet weer meer de individuele verantwoordelijkheid van mensen benadrukken, de mensen aanspreken op hun gedrag, en een beleid ontwikkelen waarbij de bijsturing van het individuele gedrag van mensen uitgangspunt is voor de oplossing van maatschappelijke problemen.

Radicale omvorming

In het verlengde hiervan werd de controlemaatschappij ontwikkeld, waarbij een netwerk van bureaucratieën en uitvoerende organisaties bezig is individuen te controleren, te sturen en in de gaten te houden.
Met deze radicale omslag in het denken van het ene uiterste naar het andere haalden de nu gevestigde politieke partijen, die verantwoordelijk zijn voor dit denken en die nog steeds zo denken, als het ware zelf de geesten van Geert Wilders en vroeger Pim Fortuin uit de fles. Eenzijdig werden de afgelopen dertig jaar de individuele verantwoordelijkheid en de moraal ten aanzien van het individuele gedrag benadrukt en werd dat gedrag als oorzaak van maatschappelijke problemen gezien waarbij de mensen moeten worden aangepast aan de economie en niet andersom. Wie dertig jaar lang een dergelijke (propaganda) politiek voert moet niet verbaasd zijn wanneer mensen en groepen steeds meer naar elkaars gedrag gaan wijzen als eenzijdige oorzaak van alle problemen waarbij men elkaar tot zondebok gaat bestempelen. Geert Wilders maakt daar gebruik van en trekt die lijn door. Geert Wilders is de extreme uitdrukking van het uitgangspunt: eerst de economie -lees: de belangen van een kleine groep- en dan de mensen. De mensen die nu op de PVV stemmen en anderen in de maatschappij als zondebok aanwijzen zullen- als Geert Wilders aan de macht komt- wat hun eigen positie betreft nog wat beleven.

Paradigmawisseling

Een antwoord op Geert Wilders kan in mijn ogen een vrij korte slagzin zijn. Eerst de mensen en dan de economie. En van daaruit een discussie over een economisch model dat bij de mensen hoort, waarbij radicaal andere verhoudingen tussen markt en overheid ter discussie staan. Daarbij hoort een nieuwe kritiek op de bureaucratische controlemaatschappij, die begin jaren negentig van de vorige eeuw tot ontwikkeling is gekomen en die– bij het niet voeren van de discussie over de inrichting van de samenleving- slechts leidt tot een heilloze escalatie van actie en reactie, met steeds meer gevangenissen, en de creatie van een onderklasse van tweede rangs burgers. De antwoorden die de meeste gevestigde partijen de afgelopen dertig jaar hebben gegeven, werken niet meer. De slappe betogen van Balkenende en Bos over het Rijndeltamodel zullen het tij niet keren.

Piet van der Lende