Bijdrage aan de hoorzitting over de evaluatie van de Wet Werk en Bijstand (WWB) door de Tweede Kamer der Staten Generaal

Vereniging Bijstandsbond Amsterdam
Da Costakade 162
1053 XD Amsterdam
020-6898806
info@bijstandsbond.org

VHM advocaten
Mr M. van Hoof
Postbus 15208
1001 ME Amsterdam
020-4703859
info@vhmadvocaten.nl

18-03-2008

Inleiding

In deze notitie gaan wij niet in op de reintegratie-activiteiten in verband met de WWB aangezien hierover een andere hoorzitting wordt gehouden. Wij signaleren verder een aantal knelpunten, zonder de pretentie te hebben volledig te zijn. Wij kunnen in het korte bestek dat ons is gegeven niet alles opsommen en wij gaan er bovendien van uit, dat andere groeperingen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld ook de nodige punten zullen aandragen.

Algemeen beeld

Sinds de WWB is ingevoerd hebben veel mensen een grote angst voor de overheid. Dit is toegenomen. Mensen durven soms niet alleen meer naar een gesprek met de Dienst Werk en Inkomen. Er is een groot wantrouwen. Dit wordt versterkt door de beeldvorming die een gevolg is van de manier waarop de politiek en de pers over bijstandsgerechtigden praten. Voorbeeld: Cijfers over terugvordering worden gelijkgesteld met fraude. Terwijl dit niet juist is. Het gaat bijvoorbeeld ook over mensen die een erfenis hebben gekregen waarbij leenbijstand vanaf het overlijden van de erflater terugbetaald moet worden en waarbij de betrokkene het verkrijgen van de erfenis netjes heeft gemeld.
De mensen ervaren de Wet Werk en Bijstand als tegenstrijdig. Aan de ene kant zegt de overheid dat ze mensen wil stimuleren om betaald werk te zoeken en te aanvaarden en/of sociaal actief te worden als betaald werk er niet in zit. Daarvoor worden allerlei maatregelen genomen. Er zijn allerlei trajecten, inburgeringscursussen, participatiebanen en in Amsterdam MAP en SAP plaatsen. Je krijgt een premie als je zo’n plaats hebt aanvaard, om je te stimuleren actief te blijven zo wordt gezegd. Aan de andere kant hebben mensen het gevoel, dat ze worden belemmerd in het vorm geven van gemeenschapsdenken (elkaar ondersteunen, iets voor de gemeenschap doen, actief worden) als ze zelf initiatieven nemen. De strenge controles op wel of niet samenwonen betekenen dat ook een tijdelijke ondersteuning van een ander allerlei moeilijkheden met je uitkering kan opleveren in de vorm van opschorting, of zelfs stopzetting waarna je allerlei moeizame en langdurige beroepsprocedures in moet om gelijk te krijgen. Te denken valt aan situaties waarbij je iemand tijdelijk in huis neemt of tijdelijk bij iemand gaat wonen of zelfs mantelzorg doet voor iemand waar je veel verblijft.
Een (tijdelijke) deeltijdbaan nemen in de bijstand levert financieel niets op. Dan wordt plotseling gezegd dat je je sowieso verantwoordelijk voor de maatschappij moet voelen en dat een financiele stimulans niet nodig is. Ben je arbeidsongeschikt en ga je bijvoorbeeld als tijdspassering schilderijen maken, eventueel in een therapeutische groep via de GGZ, dan wordt gezegd we stoppen je uitkering want we kunnen niet beoordelen of je inkomsten hebt.
Niet alleen de regelingen, ook het gedrag van ambtenaren op basis van die regelingen ervaart men als tegenstrijdig en willekeurig. De een mag veel, de ander niks. Als je zelf met voorstellen komt is er bijna niks mogelijk, maar als je een traject hebt aanvaard dat de ambtenaar voor je heeft bedacht is er wel weer van alles mogelijk. De klantmanagers stellen zich vaak rigide op. Een andere afspraak maken omdat je een dringende en geldige reden hebt om niet op die en die dag en die en die tijd te komen is er vaak niet bij. De macht van de klantmanagers is te groot. Ze kunnen in verregaande mate ingrijpen in iemands leven en welzijn. Omdat allerlei zaken qua rechten en plichten (keuringen bijvoorbeeld) niet geregeld zijn ben je heel erg overgeleverd aan het oordeel van de klantmanager.
De bereikbaarheid van de ambtenaren is in Amsterdam vaak niet best. Je krijgt geen intern telefoonnummer van de klantmanager, je moet altijd een algemeen nummer bellen. Dan moet je aan de contactpersoon van het call-center uitleggen wat het probleem is. Die gaat dan beoordelen of je wel of niet wordt doorverbonden. Soms meent de medewerker van het call-center het antwoord al te weten en wordt je niet doorverbonden. Er moet dan een hulpverlener aan te pas komen die het weer probeert. Bij afhandeling van administratieve procedures wordt soms meerdere malen om dezelfde gegevens gevraagd of worden absurde eisen gesteld betreffende de te overleggen bewijsstukken.
Waar wij erg tegenaan lopen is dat de Wet Werk en Bijstand in feite niet is gemaakt voor arbeidsongeschikten. We komen daar nog op terug.

Andere knelpunten en mogelijke oplossingen

• Artikel 3 van de wet over het voeren van een gezamenlijke huishouding. Als twee mensen getrouwd geweest zijn en hun relatie hebben verbroken, komt het voor dat bijvoorbeeld de man in ernstige moeilijkheden komt, door alcoholisme of andere oorzaken die ook verband houden met de scheiding, en dat de vrouw dan -om hem te redden = tijdelijk een kamer verhuurt, of tijdelijk in huis opneemt, zonder dat verder de huwelijkse relatie wordt hersteld. In de wet staat dan dat de termijn waarbij wordt geacht dat er geen sprake is van samenwonen twee jaar is. Dus als die situatie zich voordoet na drie jaar is er geen sprake van samenwonen, afgezien natuurlijk van andere aanwijzingen. Nu is het merkwaardige, dat wanneer er een kind geboren is uit de huwelijkse relatie, die termijn niet geldt. Dan wordt ervan uitgegaan dat er per definitie tot in eeuwigheid sprake is van samenwonen. Ook al is het kind al 30 en hebben de ouders elkaar twintig jaar niet gezien. Hier zou ook een termijn ingevoerd moeten worden. Wel is het zo, dat je als bijstandsgerechtigde iemand bij je te logeren mag hebben. Maar de regels over een gezamenlijke huishouding worden zeer strikt uitgelegd. Of er sprake is van logeren wordt niet getoetst. Er wordt gezegd: u hebt een kind, u woont onder 1 dak, dus hoofdverblijf in dezelfde woning, dus er is dan altijd sprake van samenwonen.
• Keuring van arbeidsongeschikten. Wij vinden dat de rechten en plichten bij keuringen beter moeten worden geregeld. Nu wordt aan de gemeente overgelaten hoe dat gaat. Mensen die gezondheidsklachten hebben dan wel waarbij de gemeente vermoed dat er gezondheidsklachten zijn, moeten recht hebben op een keuringsarts, een medische deskundige die een oordeel uitspreekt over de mate van arbeidsongeschiktheid. Niet alleen maar een verpleegkundige of een psycholoog. Vraag is ook of er aan bepaalde voorschriften en kwaliteitseisen voldaan moet worden bij de keuringen. Waar moet op worden gelet? Hoe gaat dat bij WAO-ers? Voor mensen die worden gekeurd in het kader van de WAO,WIA, Wajong e.d. bestaan verzekerings geneeskundige protocollen over hoe een keuring moet zijn e.d. Dit om de zorgvuldigheid van de keuring te waarborgen. Voor bijstandsgerechtigden die gekeurd worden bestaat er in dit opzicht NIETS. In Amsterdam vinden de keuringen niet alleen plaats, om te bepalen of iemand kan werken, maar ook of-indien iemand ongeschikt is voor betaald werk- misschien sociale activering en vrijwilligerswerk mogelijk is. Iemand kan worden afgekeurd voor betaald werk en dus vrijstelling krijgen van de sollicitatieplicht, maar goedgekeurd worden voor vrijwilligerswerk. Voorstellen van de klantmanger dienaangaande dien je te aanvaarden (ook andere sociale activeringstrajecten) op straffe van stopzetting van de uitkering. Wij vragen ons af of bij de artsen wel altijd duidelijk is wat van hen wordt gevraagd en op basis van welke criteria zij iemand wel goed kunnen keuren voor vrijwilligerswerk en niet voor betaalde arbeid. In Amsterdam is de procedure redelijk goed geregeld. Wanneer een klant zich ziek meldt, of in een gesprek met de klantmanager meedeelt dat hij/zij arbeidsongeschikt is en niet in kan gaan op voorstellen voor trajecten naar werk of sociale activering, wordt de klant bijna standaard doorverwezen naar een keuringsarts en soms ook nog naar een psycholoog en een arbeidsdeskundige. En dat vaak op korte termijn, binnen enkele weken. Hoewel in Amsterdam ook een arbeidsexpertisecentrum bestaat, waar in feite geen keuringen plaatsvinden. Mensen worden soms direct naar dat centrum doorverwezen terwijl naar ons oordeel eerst een beoordeling door een medische deskundige had moeten plaatsvinden. Wat in Amsterdam echter ook niet of nauwelijks gebeurt is dat de keuringsarts medische rapporten opvraagt in de behandelende sector, hetgeen bij keuringen via de UWV wel tot de standaardprocedure behoort. In Haarlem bijvoorbeeld is alles aanzienlijk minder goed geregeld. Wanneer mensen daar aangeven, dat ze arbeidsongeschikt of ziek zijn, worden ze toch doorverwezen naar bijvoorbeeld Paswerk, een work first project, waarbij er dan een steekspel ontstaat tussen de gemeente en het bedrijf dat de trajecten uitvoert over wie er verantwoordelijk voor is dat een medische en psychologische beoordeling moet plaatsvinden. Met het gevolg dat in feite arbeidsongeschikten niet door een deskundige beoordeeld worden en tussen de wal en het schip vallen en zonder inkomsten komen te zitten. Dus de rechten van arbeidsongeschikten in de bijstand moeten beter worden geregeld. Beroepsprocedures duren lang en ze hebben geen opschortende werking. Dus dan moet je toch een traject volgen of vrijwilligerswerk doen hangende de beroepsprocedure en anders wordt je uitkering stopgezet. Klantmanagers hebben formeel het recht van het advies van de keuringsarts af te wijken. Dat hebben ze in Amsterdam ook gedaan. De gemeente zegt dat het om enkele gevallen gaat, maar onze ervaring is dat er zeker tientallen gevallen zijn. Deze mensen zijn het slachtoffer. In artikel 9 WWB staat verder, dat na een keuring tijdelijk vrijstelling van de sollicitatieverplichting en/of andere verplichtingen kan worden gegeven. In Amsterdam hanteert men over het algemeen de termijn van maximaal drie jaar. Het zou wettelijk gezien mogelijk moeten zijn bv in uitzonderingsgevallen voor onbepaalde tijd. Met name bij psychiatrische patiënten in Amsterdam, die een zeer ernstige psychische stoornis hebben, waarbij er geen uitzicht is op genezing, werkt het steeds weer oproepen en door de molen halen averechts en extra ziekmakend in de vorm van doormalen, angsten, administratieve knelpunten, slapeloze nachten, suïcidale gedachten.
• Vorm en inhoud van de beschikkingen. In de gemeente Amsterdam ervaren wij, dat de beschikkingen in eerste aanleg onvoldoende gemotiveerd zijn, volgens ons in strijd met de Algemene Wet Bestuursrecht. Oorzaak hiervan is een opdracht van de gemeente aan de ambtenaren, in de beschikking alleen het wetsartikel en het besluit te vermelden en verder zo weinig mogelijk, om te voorkomen dat er fouten in de brief staan waar de klant dan de dienst op aanspreekt. Dit geldt niet alleen voor de gemeente Amsterdam maar ook voor andere gemeenten. In de beschikking wordt meestal vermeld, op welk wetsartikel het besluit gebaseerd is en wordt een conclusie getrokken. De Dienst Werk en Inkomen werkt met standaard brieven, die worden aangepast aan het individuele geval. Een deugdelijke motivering ontbreekt in veel gevallen. Dus een vermelding van feiten en omstandigheden die tot de conclusie hebben geleid. Bij een keuring bijvoorbeeld wordt slechts vermeld, voor hoeveel uur men arbeidsgeschikt wordt geacht, zonder dat een rapport van de keuringsarts wordt meegezonden en het besluit op grond van de keuringsuitslag wordt gemotiveerd. Sterker nog, er wordt niet eens aan het keuringsrapport gerefereerd. Dit betekent, dat klanten uitgaande van hun individuele situatie maar moeten verzinnen op basis van welke argumenten het DWI tot haar besluit is gekomen en daartegen bezwaar aantekenen.
• Soms neemt de Sociale Dienst verplichtingen van de klant over of doen ze toezeggingen dat ze bepaalde zaken financieel zullen regelen. Twee voorbeelden. Een psychiatrisch patiënt wordt opgenomen en de klantmanager belooft dat hij een draagkrachtmeting zal aanvragen in verband met een studieschuld. Dit gebeurt echter niet, waardoor de betrokken klant de deurwaarder namens de Studiebeheer groep aan de deur krijgt in verband met aflossing van de studieschuld. Een ander voorbeeld. Soms houdt de sociale dienst gas en licht voor de NUON en bijvoorbeeld de huur in op de uitkering. Daar kunnen allerlei redenen voor zijn. Wanneer er misverstanden ontstaan of fouten worden gemaakt bij de inhoudingen verwijzen de desbetreffende instanties (NUON, huiseigenaar, etc. ) en de sociale dienst naar elkaar als het gaat om een oplossing. De schuldeiser richt zich standaard op de klant en schakelt de deurwaarder in.
• Er ontbreekt in de wet iedere termijn die moet liggen tussen het opschorten van een uitkering en het alsnog verstrekken van gevraagde informatie. Amsterdam legt er 4 tot 5 dagen tussen, maar er zijn strenge gemeenten waar de termijn 24 uur is. Als je een brief in de bus krijgt, dat je uitkering is opgeschort en dat je dit of dat moet doen of die en die gegevens verstrekken om de opschorting op te heffen en je bent toevallig bijvoorbeeld twee dagen te logeren bij iemand, en je ziet de brief te laat, dan is je uitkering al beeindigd en moet je opnieuw aanvragen. Wij vinden dat dit landelijk geregeld moet worden.
• De voorschotverlening bij een aanvraag op grond van de wet, artikel 52, dus na 4 weken een voorschot verlenen, wordt door de gemeenten zeer verschillend en vaak in strijd met de wet toegepast. Een voorschot moet 90% van de norm zijn, maar je ziet vaak afwijkingen, bijvoorbeeld 175 euro. Er kan geen procedure worden gestart om een voorschot af te dwingen. Je moet bedelen en smeken bij de klantmanager.
• Er zijn voortdurend moeilijkheden met de interpretatie van de aanvraagdatum van een uitkering. De eerste melding bij het Centrum voor Werk en Inkomen geldt als aanvraagdatum. In Amsterdam gaat dat redelijk goed, maar het gebeurt regelmatig in andere gemeenten dat er daarbij op het CWI fouten worden gemaakt, bijvoorbeeld dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen. ‘Kom over 14 dagen maar terug en als je dan nog geen werk hebt, krijg je een uitkering’. Of omdat mensen niet worden doorverwezen naar de sociale dienst en als iemand daar dan uiteindelijk toch terechtkomt, gaat men daar uit van de datum waarop iemand zich bij de sociale dienst heeft gemeld.
• Schrijnend vinden wij het, dat geen bijzondere bijstand kan worden verleend voor schulden. Er wordt van uitgegaan, dat mensen kunnen sparen. Maar tegelijkertijd wordt de langdurigheidstoeslag ingevoerd, waarmee de overheid erkent dat de normbedragen in de bijstand te laag zijn om van te leven. Deze regeling – geen bijstand voor schulden- wordt zeer rigide toegepast. Bijvoorbeeld iemand moet op korte termijn iets kopen, een bril, en hij leent daarvoor geld van een vriend omdat de aanvraag van bijzondere bijstand lang duurt. Dan zegt de Centrale Raad van Beroep dat je bijzondere bijstand aanvraagt voor een schuld en dat dit niet mogelijk is. Vooral wettelijk geregeld zou moeten worden en niet overgelaten aan gemeenten, dat vanwege ‘dringende redenen’ bijvoorbeeld huisuitzettingen onder voorwaarden bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor schulden.
• De individuele beoordeling in verband met het opleggen van een maatregel is in sommige gemeenten, waaronder Amsterdam ver te zoeken en de rechtsongelijkheid tussen gemeenten is groot. Er is in Amsterdam een standaardregel: 1 overtreding de eerste keer, standaard 200 euro korting, tweede keer een maand geen uitkering. In andere gemeenten zijn ze nog strenger en krijg je voor hetzelfde vergrijp meerdere maanden een korting van 200 euro en bij herhaling meerdere maanden niets. Er zijn gemeenten waar je voor vier maanden wordt uitgesloten van een uitkering en we zijn een situatie tegengekomen waarbij iemand in een gemeente in Friesland een korting kreeg van 25% voor onbepaalde tijd. Het maakt in dit soort situaties erg veel verschil in welke gemeente je woont.