Publiciteit over fraude van de sociale recherche zelf

Publiciteit over fraude

De sociale recherche gaat ervan uit, dat er veel wordt gefrau­deerd. Zij streeft er bewust naar, met haar acties in de publiciteit te komen. Dan schrikken de uitkeringsgerechtigden en zullen ze minder frauderen. Dat bleek uit de woorden van Hans Hofman, hoofd van de sociale recherche, tijdens een studiedag over fraude op 17 maart, georganiseerd door het Comité Vrouwen en de bijstand en het vrouwenhuis.

Hofman begon met uit te leggen, wat de sociale recherche onder fraude verstaat: het bewust en ten onrechte incasseren van een bijstandsuitkering. Wanneer die twee zaken-bewust en ten onrechte- bewezen kunnen worden, is er geen sprake van een overtreding, zoals bij het rijden door een rood stoplicht, maar van een misdrijf, in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel heeft met name ook betrek­king op het plegen van valsheid in geschrifte. Dus je wordt gepakt op het feit, dat je bijvoorbeeld hebt bijverdient, terwijl je op je werkbriefje invult dat het niet zo is, waarna je daar je handtekening onder zet. (Dus als je een ander je werkbriefje laat tekenen is dat ook een misdrijf in de zin van artikel 225).

De sociaal rechercheur streeft er dus naar, valsheid in ge­schrifte aan te tonen. Het verhoor van de sociaal rechercheur, en het proces verbaal dat hij opstelt is er uitsluitend op gericht, die conclusie hard te maken: er is sprake van vals­heid in geschrifte.

Hofman gaf daarna een uitleg van de verschillende fraudebedra­gen: onder de fl 6000 wordt de zaal “administratief rechte­lijk” afgehandeld, en komt de zaak niet voor de rechter. Bij hogere bedragen wel.

uitsodemieteren

Hofman maakte zich kwaad over de fraude: mensen die volgens de regeltjes geen recht hebben op een uitkering, moeten er “fali­ekant uitgesodemieterd” worden. “Ik kan je verzekeren dat er behoorlijk gefraudeerd wordt in bijstandsland. Van der Zwan zegt in een rapport dat het 27% is, dus een op de vier. Ik zeg niet hoeveel het is maar ik leg me maar neer bij van der Zwan”.

Hofman schetste ook, dat de opsporingsmethoden van de sociale recherche nogal veranderd zijn. Men loopt niet meer achter iedere bijstandsvrouw aan die tijdelijk een zwart baantje heeft. “Op dit moment werkt de sociale recherche alleen nog maar op een “procesbeleidsmatige” manier; “uitzonderingen zijn er altijd hoor, maar we analyseren risicogroepen, doen daar vooronderzoek naar, en als daar in die grote groepen fraude zit, dan gaan we dat aanpakken, in samenwerking met andere instanties. In zijn algemeenheid zeg ik erbij, niet achter individuele boefjes aanhollen, maar gewoon als een moderne organisatie kosten en baten afwegen. Hoeveel personeel moet ik inzetten, hoeveel kost me dat en wat levert het op.” Dit leidt er volgens Hofman toe, dat er wel degelijk verschil zit in richtlijnen en prioriteitsstellingen in wat er aangepakt wordt; De sociale recherche heeft zoveel werk te verstouwen, dat er wel prioriteiten gesteld moesten worden. “Ik ga natuur­lijk niet achter een mevrouw aan die een middag in een bejaar­denhuis zwart bijwerkt, ik heb wel wat beters te doen”.

voorkomen

Behalve het projectmatig aanpakken van fraude wordt met die grote projecten ook een ander doel nagestreefd: het voorkomen van fraude. “Een van de manieren is natuurlijk juist heel bewust in de pers treden door te zeggen iedere keer, we hebben die categorie gepakt en daar is zoveel fraude uitgekomen. Laat maar zien dat ze gepakt worden, in de hoop dat de mensen zich een paar keer gaan bedenken voordat ze frauderen. Daar moeten we naartoe” Hofman gaf als voorbeeld de studenten met een dubbele uitke­ring. Hij beweerde, dat er in Amsterdam zeker 2000 studenten rondlopen met bijstand en studiefinancie­ring. “Wij pakken er maar 200, maar er lopen zeker 2000 rond, er zijn er duizenden die de zaak flessen maar dat heeft een ontzettend preventieve uitwerking in heel Nederland. iedere student weet dat ze gepakt worden. Het is een vorm van fraude die absoluut niet kan”.

Hofman ging nog verder in op de prioriteitsstellingen. “Bij onze dienst worden economische eenheden onderzocht. Dat heeft niet de eerste prioriteit, want die ligt in de criminaliteit, en de zwarte fraude rond criminaliteit. Daar zoeken we het dus in. De grote bulk witte fraude zit daar dus naast. Ik ben niet geintersseerd wie met wie de koffer inkruipt en hoe vaak”. Hofman deelde mee, dat de sociale recherche wel geïnteresseerd is in de financiële kant van de zaak, bijvoorbeeld of er geza­menlij­ke rekeningen zijn, gezamenlijk huur wordt betaald als er gezamenlijke levensverzekeringen zijn afgesloten en als er geschoven wordt met kentekens. “Twee alleenstaanden krijgen alletwee zo’n 1500, een gezinsinkomen is een stuk minder. Ik heb het over economische eenheid, en dan moet je goed besef­fen, dat er bewust allerlei constructies worden opgezet om daar echt veel beter van te worden en dat gebeurt. Ik ben alleen op zoek naar concubinaten die bewust de zaak bedonde­ren”.

Conclusie: De sociale recherche voert een bewust beleid, om het aanpakken van fraude in de publiciteit te brengen via sensatione­le acties. In feite levert de dient op deze wijze bewust een bijdrage aan het in een kwaad daglicht stellen van uitkeringsge­rechtigden. Er wordt volgens de sociaal recher­cheurs veel gefrau­deerd. Dit wordt gecombineerd met klaagzan­gen over de grote werkdruk en het te geringe aantal recher­cheurs. De aanpak ge­schied op basis van een kosten-baten analyse en niet op grond van morele overwegingen. Verder wordt de opsporing van “frau­deurs” in de bijstand bij het nastreven van publiciteit in verband gebracht met de aanpak van de grote crimina­liteit; we zien de krantekoppen al: “veel bijstandsgerechtig­den in crimi­nele circuit”. Etc. Alles met het doel, een sfeer van angst en onzekerheid te zaaien, zodat op grond van die angsten er minder “fraude” zal komen. Vaak wordt het argument aangevoerd, dat er bij de opsporing met twee maten wordt gemeten: werken­den die de belasting ontduiken of werkgevers die met zwart geld werken worden nauwelijks aange­pakt en minder gestraft. De overheid is niet gevoelig voor morele argumenten. Er wordt gewoon een kosten-baten analyse gemaakt. Hoeveel levert het ons op? Op grond daarvan wordt een opsporingsbeleid ontwik­keld. Het is veelzeggend dat Hofman enerzijds wel suggereert, dat er nogal wat fraude is, terwijl hij anderzijds geen cijfers wil noemen. Is het nu wel of niet erg, en zo ja, in welk opzicht?

Piet van der Lende.

Naar aanleiding van de studiedag formuleerde het Comité Vrou­wen en de Bijstand de volgende eisen:

– Uitkeringen mogen niet meer stopgezet worden als een werk­briefje niet op tijd is ingeleverd, ook niet als er een onaan­gekondigd huisbezoek geweigerd wordt en ook niet hangende een onderzoek.

– Cliënten moeten ervan op de hoogte gesteld worden dat er een onderzoek tegen ze ondernomen is.

– Cliënten hebben recht op een kopie van het proces-verbaal en inzage in het fraudedossier.

– Omgekeerde bewijslast afschaffen

– Geen controle op “economische eenheid”.

– Ouders van een-ouder gezinnen met kinderen onder de achttien jaar kunnen niet verplicht worden betaald te gaan werken.

– studeren op alle niveaus voor iemand met een uitkering moet mogelijk zijn.

– Bij de uitkering moet de koopkracht gehandhaafd worden en moet achterstallige koopkracht ingehaald worden.

– Fl 500,- bijverdienen zonder dat het gekort wordt op je uitkering.

– De zorgarbeid bv kinderzorg en mantelzorg, moet becijferd en beloond worden.