Hogere beroepsopleidingen en de bijstand

Dit artikel verscheen ook in het maandblad uitkeringsgerechtigden MUG van september 1997.

Hogere beroepsopleidingen en de bijstand

We hebben het volgen van een hogere beroepsopleiding met behoud van bijstandsuitkering al eens eerder in deze rubriek aan de orde gesteld. Kern van het verhaal was toen dat het volgen van een dergelijke opleiding -met bijbehorende stage- bijzonder moeilijk is. In de nieuwe Abw is bepaald dat degene die hoger onderwijs of een beroepsopleiding volgt zoals bedoeld in de Wet op de Studiefinanciering, geen recht op bijstand heeft. Die hoofdregel kent uitzonderingen, zoals uit het hierna volgende voorbeeld mag blijken.

In dit verhaal is sprake van scholing binnen de IOAW (Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze werknemers). Vooraf is het belangrijk te weten dat er in de oude IOAW ruime mogelijkheden waren voor het volgen van scholing. In de nieuwe IOAW zijn dezelfde regels van toepassing als in de nAbw. Een aanzienlijke inperking (= verslechtering) dus! In het vorige artikel werd ook uitgelegd dat het volgen van schriftelijk onderwijs of onderwijs in de avonduren soms wel mag, als je maar beschikbaar blijft voor de arbeidsmarkt.

Dan nu het verhaal. Een cliënte van 55 jaar had een IOAW-uitkering en ontving daarnaast alimentatie. Zij was -met toestemming- begonnen aan een hogere beroepsopleiding. In het tweede jaar van deze opleiding verviel de alimentatie en vroeg de cliënte in plaats daarvan aanvullende bijstand aan. Ook vroeg zij om Bijzondere Bijstand voor de te maken kosten. De ambtenaar van de sociale dienst wees niet alleen deze vraag af, maar stelde ook dat zij helemaal geen hogere beroepsopleiding mocht volgen, omdat dat binnen de nieuwe regels (zowel in nAbw als IOAW) niet was toegestaan. De cliënte ging toch door met de opleiding en spande beroep aan tegen de beslissing van de ambtenaar.

De uitspraak op dit beroep kwam tijdens het derde en laatste jaar van de opleiding. Cliënte had inmiddels ook al werk gevonden dat op de studie aansloot. Zij kreeg toen alsnog met terugwerkende kracht toestemming tot het volgen van de opleiding. Het is aardig de combinatie van argumenten op te sommen die tot deze toestemming hadden geleid. Een rol speelden:

– Leeftijd en arbeidsverleden. (De cliënte was 55 jaar en zij had jarenlang in de ouderenzorg gewerkt);

– Ze was in feite arbeidsongeschikt, waardoor zij zich niet beschikbaar hoefde te stellen voor arbeid in loondienst;

– Het was reeds bekend bij de sociale dienst dat zij vrijwilligerswerk deed en een stage volgde bij een vrijwilligersorganisatie;

– Zij volgde alleen dinsdagmiddag en ’s avonds onderwijs;

– Er was in het kader van de IOAW-uitkering wel toestemming verleend voor het volgen van de studie. (Commentaar: waarschijnlijk betreft het hier een misvatting van een ambtenaar, die dacht dat de oude IOAW-regels in deze nog van toepassing waren).

– Betrokkene had er blijk van gegeven dat de opleiding haar stimuleerde om aan werk te komen en dat het haar kansen vergrootte, ondanks het advies van het arbeidsbureau, waarin het tegendeel werd beweerd. Dit omdat ze inmiddels nog tijdens de studie werk had gevonden, zodat een aaneengesloten periode ter beoordeling lag.

De aanvraag voor Bijzondere Bijstand ter vergoeding van scholingskosten werd echter afgewezen. Als reden daarvoor werd gegeven, dat artikel 1 van de regeling noodzakelijke scholing van 25 september 1995 bepaalt, dat hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs slechts noodzakelijk kan worden geacht, wanneer de scholing wordt gegeven in een specifiek op werklozen gericht project, beroepsgericht is, maximaal twee jaar duurt en een praktijkcomponent heeft die niet meer dan de helft van het programma uitmaakt. De studie van betrokkene wordt niet als een noodzakelijke studie in het kader van de regeling noodzakelijke scholing beschouwd. Er wordt verder gesteld, dat Burgemeester en Wethouders van deze regel kunnen afwijken bij zeer dringende omstandigheden, maar daarvan zou niets zijn gebleken.

Overigens is de cliënt nu in overleg met een advocaat hoe op deze uitspraak moet worden gereageerd.

Piet van der Lende