Diskussie tussen professor Kleinknecht en Maurits Depla van de Dienstenbond

Diskussie tussen professor Kleinknecht en Maurits Depla van de
Dienstenbond FNV op vrijdag 28 oktober 1994 in de Vierhoek in het
vakbondscafe van Solidariteit.

Toespraak van professor Kleinknecht

Onderzoek Organisatie voor Strategies Arbeidsmarktonderzoek
van de afgelopen twee jaar. Wat is de samenhang tussen de indicatoren technologische ontwikkeling (Research and Development, R en D) en het succes van bedrijven. (gemeten aan winst, lonen en exportpositie e.d.).
Dan blijkt er een samenhang te bestaan. Bedrijven met veel R en D doe het beter dan bedrijven, waar dat niet het geval is. De bedragen die in Nederland aan R en D worden uitgegeven zijn aanzienlijk lager dan in andere landen (in
Nederland 1% van het bruto-nationaal produkt in Japan twee procent). Dit zou overigens een gevolg kunnen zijn van het feit, dat de dienstensector in Nederland relatief groot is, en daar is traditioneel weinig R en D.
Ook zijn conjuncturele ontwikkelingen en overheidssubsidies van invloed.
Verder zijn er in Nederland teveel bedrijven, die laag-technologische produkten maken. (37% van de export) In andere westerse landen wordt verhoudingsgewijs meer hoog-technologische produkten gemaakt.
Loonmatiging zou er dan toe leiden, dat de oude jaargangen van de machines en de bedrijven, die daarmee werken blijven en dus ook die bedrijven.
Kleinknecht is voorstander van de creatieve vernietiging. Een begrip dat door Schumpeter ontwikkeld is. Bij een meer expansief loonbeleid gaat dit proces harder en loop je dus meer voorop. Dan wordt niet-innovatief gedrag riskanter.

Vertegenwoordiger van de Dienstenbonden FNV Depla stelde de vraag,
en dat is essentieel: kun je met forse loonkosten stijgingen innovatie en werkgelegenheid e.d afdwingen? Een groot aantal bedrijven zal op korte termijn failliet gaan, en dit zal over twee jaar tot een explosie van werkloos-
heid leiden, waardoor de positie van de vakbeweging nog verder wordt verzwakt en er van de eisen niets over blijft. Kleinknecht zegt dat deze sanering moet, en dat het logisch geredeneerd tot een betere concurrentiepositie zal leiden, maar dit is speculatief.

Daar werd weer tegenover gesteld, dat ook nu Nederland bij voortgaande loonmatiging zal afglijden naar een derde wereld land, waar alleen produkten worden gemaakt die in andere meer vooroplopende landen worden ontworpen. Dit is met Ierland het geval. Deze sectoren zijn bovendien erg conjunctuurgevoelig. En worden dus het eerst afgestoten, omdat men in de kernlanden de hooggeschoolde werknemers vasthoudt en de anderen ontslaat.

verdere reactie Depla

Depla zei verder nog: we hebben nu een struktuur, die niet uit High tech bestaat; wat voor eisen kan ik in die situatie stellen, als ik uitga van een zo sterk mogelijke positie van de vakbeweging? Niets gedaan is altijd verloren.
Depla benadrukte, dat hij niet zag, hoe in Nederland de hoog-technologische bedrijven hun marktaandeel en dus de werkgelegenheid kunnen vergroten; wat kan in de detailhandel een hoogtechnologisch bedrijf doen, dwz hoe kan een hoog-technolo-gisch bedrijf nou een marktaandeel in de detailhandel overne-men?
Het begrip creatieve destructie is een wensdroom en geen werkelijkheid.
Bovendien bestaat er verwarring over de begrippen “loonmatiging” en loonkosten-matiging. Het is natuurlijk belangrijk, eisen te stellen op het gebied van atv, scholing e,d. maar je moet toch rekening houden met bepaalde winsten in bedrijven, daar moet ruimte voor blijven, want anders investeren bedrij-ven niet meer maar vluchten naar het buitenland. Wij hebben
als vakbeweging al 35 uur gerealiseerd, en komen onherroepelijk voor de vraag te staan stoppen we het in hogere lonen of in iets anders.

Het proces van de technolgische innovatie zit gekompliceerder in elkaar dan alleen loonkosten via de markt = technologische innovatie. Tot 1992 is de arbeidsinkomensquote gedaald. Tot 1992 conjuncturele gevolgen. Daarna weer gestegen. Inflatie plus produktiviteitsstijging = hoger dan loonkosten-
stijging heeft gevolgen voor arbeidsinkomensquote.